Module 1 - Voedingsleer (les 1)

Voedingsleer - les 1
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
VoedingsleerMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Voedingsleer - les 1

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Je weet wat de belangrijkste voedingsstoffen zijn;
  • Je kent de functies van voedingsstoffen in het lichaam; 
  • Je kunt inschatten welke voedingsstoffen in bepaalde producten voorkomen;
  • Je weet wat het verschil is tussen essentiële en niet-essentiële voedingsstoffen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voordat we beginnen......
Voedingsleer=
  • Veel theorie
  • Veel moeilijke woorden
  • Heel erg leuk & interessant, maar soms verwarrend
Dus!!
  • Let goed op en maak aantekeningen
  • Maak een begrippenlijst met moeilijke woorden voor jezelf
  • Bereid je elke les goed voor door het theorieboek door te lezen. 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat versta jij onder
gezonde voeding?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Welke Functie(s) heeft Voeding?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke functie heeft voeding?
  • Lichamelijke functie
  • Psychische functie
  • Sociale functie

Maak de opdracht op je werkblad..

Slide 7 - Tekstslide

De lichamelijke functie van voeding is dat:
• een kind kan groeien;
• het energie geeft om te kunnen werken;
• het beschermt tegen ziekten.De psychische functie van voeding is dat:
• het de dagindeling bepaalt;
• het kan zorgen voor een moment van ontspanning;
• iemand zichzelf of een ander kan verwennen;
• emoties (eenzaamheid of verdriet) ‘weg gegeten’ kunnen worden.
De sociale functie van voeding is heel divers, met voeding kan bijvoorbeeld:
• iets gevierd worden (verjaardag of jubileum);
• communicatie op gang komen: tijdens het eten met elkaar praten, de dag doornemen;
• een standpunt getoond worden, zoals vanwege dierenleed geen vlees;
• uitdrukking aan religie gegeven worden, zoals moslims die geen varkensvlees eten;
• een zakelijke bijeenkomst gemakkelijker worden, zoals bij een goed verzorgd etentje.

Welke voedingsstoffen
zijn er allemaal?

Slide 8 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Maak nu de opdracht "functies van voeding" op je werkblad

Slide 9 - Tekstslide

Er zijn zo’n 50 voedingsstoffen bekend die nodig zijn voor alle levensprocessen:
  • eiwitten (aminozuren), 
  • vetten, 
  • koolhydraten ( zetmeel en suikers)
  • een groot aantal vitamines en mineralen.
  • Water
Deze voedingsstoffen spelen een belangrijke rol bij tal van fysiologische functies die nodig zijn voor de levensprocessen van de mens, zoals opbouw en reparatie van het lichaam, energievoorziening en het regelen van alle processen die in het lichaam plaatsvinden.
Functies van de voedingsstoffen
  • Koolhydraten: Brandstof 
  • Vetten: Brandstof en bouwstof
  • Eiwitten: Bouwstof en transport
  • Vitamines: Regulerende  stof en bouwstof
  • Mineralen: Regulerende stof en bouwstof
  • Water: Bouwstof en oplosmiddel

Slide 10 - Tekstslide

Energieleverende stoffen; deze voedingsstoffen leveren de energie die nodig is om te kunnen werken, bewegen en goed na te denken. Verder houden energieleverende stoffen de lichaamstemperatuur op peil. De energieleverende stoffen zijn: vetten, koolhydraten en eiwitten.
Bouwstoffen; deze voedingsstoffen zijn nodig om te groeien, om oude cellen door nieuwe te vervangen en voor de algemene weerstand. De bouwstoffen zijn: water, eiwitten en mineralen. Lichaamscellen zijn aan slijtage
onderhevig. Na een poosje zijn ze ‘op’ en
moeten ze vervangen worden. Er worden dan nieuwe lichaamscellen gemaakt. Daar is eiwit voor nodig.
Regulerende stoffen; deze voedingsstoffen zijn nodig om allerlei processen in het lichaam goed te laten verlopen, zoals de spijsvertering. Regulerende stoffen zorgen
ook voor een goede weerstand, de bescherming tegen ziekten. De regulerende stoffen zijn: vitaminen en mineralen. Deze hebben elk
een eigen taak
Vul de bovenstaande tabel in:
Bouwstof
Brandstof
Regulerende stof
Koolhydraten
X
X
Eiwitten
Vetten
Vitamines
Mineralen

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Welke voedingsstof komt het meeste voor in vruchtenhagelslag?
A
Koolhydraten
B
Eiwitten
C
Vitamines
D
Mineralen

Slide 13 - Quizvraag

100 gram vruchtenhagel bevat 98,2 gram koolhydraten
Welke voedingsstof komt het meeste voor in halfvolle kwark?
A
Koolhydraten
B
Eiwitten
C
Vetten
D
Mineralen

Slide 14 - Quizvraag

100 gram vruchtenhagel bevat 98,2 gram koolhydraten
Welke voedingsstof komt het meeste voor in paprika?
A
Koolhydraten
B
Eiwitten
C
Vetten
D
Vitamines

Slide 15 - Quizvraag

100 gram vruchtenhagel bevat 98,2 gram koolhydraten

Welke voedingsstof komt het meeste voor in olijfolie?
A
Koolhydraten
B
Eiwitten
C
Vetten
D
Mineralen

Slide 16 - Quizvraag

100 gram vruchtenhagel bevat 98,2 gram koolhydraten
Laag suiker gehalte (0 suikerklontjes)
Matig suikergehalte (1 tot 3 suikerklontjes)
Hoog suikergehalte (4 tot 6 suikerklontjes)

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ga op onderzoek uit!

Werk de volgende begrippen uit:

  • Macronutriënten
  • Micronutriënten
  • Bioactieve stoffen
  • Essentiële en niet-essentiële voedingsstoffen
  • Hoeveelheid energie (per 1 gram koolhydraat, vet, eiwit en alcohol)
  • Functies (bouwstof, brandstof, beschermende stof, reservestof)

Slide 18 - Tekstslide

Macronutriënten: Eiwitten, vetten en koolhydraten worden wel macrovoedingsstoffen of macronutriënten genoemd. Het lichaam heeft er vrij veel van nodig: de hoeveelheden eiwitten, vet en koolhydraten worden dan ook gemeten in grammen. Deze voedingsstoffen zijn de brandstof voor het lichaam dat zonder deze energie niet kan functioneren. Eiwitten zijn ook nodig voor de opbouw en onderhoud van de spieren, organen, zenuwstelsel, hormonen, enzymen en het bloed.

Micronutriënten: Vitamines, mineralen en spoorelementen. Ze leveren geen energie maar zijn nodig voor het vrijmaken van de energie uit de macrovoedingsstoffen en van de aminozuren uit eiwit. 

Bio-actieve stof: 
Alle stoffen, die een bepaalde biologische of fysiologische activiteit of functie hebben kunnen bioactieve stoffen worden genoemd. Het lichaam kan zonder deze stoffen. Bijv. cafeïne. 

Essentiële en niet-essentiële voedingsstoffen: 
Het lichaam kan deze stoffen niet, of in onvoldoende mate zelf maken en daarom worden ze wel essentiële (onmisbare) voedingsstoffen genoemd.

Hoeveelheid energie
1 gram koolhydraten levert 4 kcal op
1 gram eiwit = 4 kcal
1 gram vet = 9 kcal
1 gram alcohol = 7 kcal
1 gram voedingsvezel = 2 kcal

Functies 
Bouwstof: Bouwstoffen zijn nodig voor groei, ontwikkeling en herstel van je lichaam. 
Brandstof: leveren energie. Op peil houden van je lichaamstemperatuur en voor groei, ontwikkeling en herstel van je lichaam is
energie nodig
Beschermende stof: zorgen ervoor dat je niet ziek wordt. 
Reservestoffen: niet direct nodig als bouwstoffen of brandstoffen. Ze worden opgeslagen in bepaalde delen van je lichaam. 
http://www.biologiesite.nl/voedingsstoffen.htm
Leerdoelen behaald?
  • Je weet wat de belangrijkste voedingsstoffen zijn;
  • Je kent de functies van voedingsstoffen in het lichaam; 
  • Je kunt inschatten welke voedingsstoffen in bepaalde producten voorkomen;
  • Je weet wat het verschil is tussen essentiële en niet-essentiële voedingsstoffen.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies