In deze les zitten 78 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
studiewijzer
Slide 1 - Tekstslide
Praktische Opdracht afronden
Deadline morgen 17 mei 14:00h.
Zie alle stappen in de instructie op Classroom (!)
Later deze les tijd om verder te werken aan afronden.
Slide 2 - Tekstslide
H3 Sparen en lenen
Les 1
Slide 3 - Tekstslide
Lesdoelen week 20
Je kunt uitleggen waarom sparen en lenen voorbeelden zijn van ruilen over de tijd
Je kunt het effect van inflatie uitleggen en berekenen.
Slide 4 - Tekstslide
Waarom zou je sparen?
Slide 5 - Tekstslide
Ruilen over de tijd: sparen
Geld is een ruilmiddel
Sparen is het niet uitgeven van een deel van je inkomsten. Je stelt je besteding uit
Rente is een vergoeding voor het uitlenen van geld
Slide 6 - Tekstslide
3 redenen waarom je rente krijgt (hoort te krijgen)
Vergoeding voor ongemak: je kunt je geld nog niet uitgeven
Vergoeding voor ter beschikking stellen aan derden: de bank leent je spaargeld uit tegen een hogere rente dan jij ontvangt (bijv. jij krijgt 1% rente, de bank leent uit voor 1,5%)
Compensatie voor inflatie
Slide 7 - Tekstslide
Soorten spaarrekeningen
Direct opneembare spaarrekening
Depositorekening; je geld staat voor een vooraf afgesproken periode vast. Eerder opnemen kan vaak wel, maar dan betaal je een boete aan de bank.
Slide 8 - Tekstslide
Waarom zou je lenen?
Slide 9 - Tekstslide
Ruilen over de tijd: lenen
Bij lenen kun je nu meer besteden, maar in de toekomst minder
Slide 10 - Tekstslide
Rente, inflatie en koopkracht
Rente is een vergoeding voor het uitlenen van geld
Als de rentevergoeding op je spaargeld lager is dan het inflatiepercentage daalt je koopkracht.
Slide 11 - Tekstslide
Rekenvoorbeeld
Sarah krijgt 2% rente in 2023 over haar spaargeld.
In 2023 is de inflatie 1,5%. Oftewel, de prijzen van goederen en diensten zijn 1,5% duurder geworden.
Wat is de verandering van de koopkracht in 2023 voor Sarah?
Slide 12 - Tekstslide
Zelf aan de slag!
Iedereen:
Lezen: paragraaf 3.1 en 3.2
Maken: 3.2, 3.3, 3.4, 3.7 t/m 3.10
Of:
In je groepje werken aan het afronden van het PO
rood = Iedereen is stil
oranje = Je de docent een vraag stellen
groen = Je mag met elkaar fluisterend
overleggen
Slide 13 - Tekstslide
H3 Sparen en lenen
Les 2
Slide 14 - Tekstslide
Lesdoelen
Je kan de enkelvoudige rente berekenen over een bedrag.
Je weet het verschil tussen het “gemiddelde” en de “mediaan”.
Richard heeft € 4.000,- op zijn spaarrekening staan en de rente is 5%. Hoeveel staat er op zijn spaarrekening na 1 jaar enkelvoudige rente?
A
€ 4.200
B
€ 4.000
C
€ 4.800
D
€ 4.005
Slide 19 - Quizvraag
Enkelvoudige rente
Jaarrente 3%
Wat is de rente per maand?
1/12e deel x 3% = 0,25% enkelvoudige rente per maand
Slide 20 - Tekstslide
Bo heeft € 2.000,- op haar spaarrekening staan en de rente is 6% per jaar. Hoeveel enkelvoudige rente krijgt zij na 1 maand?
A
€ 25
B
€ 10
C
€ 20
D
€ 120
Slide 21 - Quizvraag
Ik wil berekenen wat de enkelvoudige rente per kwartaal is.
Hoeveel kwartalen zitten er in 1 jaar?
A
2
B
3
C
4
D
5
Slide 22 - Quizvraag
Bo heeft € 6.000,- op haar spaarrekening staan en de rente is 0,75% per kwartaal Hoeveel enkelvoudige rente krijgt zij na 1 jaar?
A
€ 25
B
€ 45
C
€ 120
D
€ 180
Slide 23 - Quizvraag
Enkelvoudige rente
Jaarrente 3%
Wat is de rente per maand?
1/12 x 3% = 0,25%
rente per jaar omrekenen naar andere periode (kwartaal/maand/week/dag)
Rente per jaar/ T
Slide 24 - Tekstslide
Enkelvoudige en samengestelde rente
Enkelvoudige rente: je ontvangt alleen rente over het door jou gestorte (begin-) bedrag
Samengestelde rente: je ontvangt rente over het door jou gestorte (begin-) bedrag én over de ontvangen rente tot dat moment. We noemen dit ook wel rente op rente
Slide 25 - Tekstslide
€ 1.590
€ 872
€ 1.810
€ 854
Hoeveel staat er aan het eind van de periode op elke rekening?
€ 800, 4,5jr, 2% per jaar
€ 1500, 2jr, 3% per jaar
€ 1000, 18jr, 4,5% per jaar
Slide 26 - Sleepvraag
Gemiddelde
Gemiddelde is een term uit de wiskunde die de som van twee of meer getallen beschrijft die dan door het aantal getallen wordt gedeeld
Wat is het gemiddelde van deze reeks getallen? 5, 15, 40 -> = 3 getallen. De som is: 60. Het gemiddelde is: 60 / 3 = 20
Slide 27 - Tekstslide
Mediaan
Wat is de mediaan van deze reeks van getallen? 1, 2, 7, 10, 15
Het middelste getal van deze reeks getallen dus 7
Wat is de mediaan van deze reeks van getallen? 1, 2, 7, 9, 10, 15
Bij een even aantal getallen het gemiddelde van de twee middelste getallen dus (7+9)/2 = 8
Waarom gebruiken we soms mediaan in plaats van gemiddeld? Een gemiddelde geeft soms een vertekend beeld, wanneer er een uitschieter in de reeks getallen is. Bijvoorbeeld bij het gemiddelde inkomen: een aantal mensen verdienen heel veel geld, en anderen heel weinig. Het gemiddelde kan dan een slecht beeld geven over wat de doorsnee persoon verdient aan inkomen. De mediaan geeft dan een beter beeld.
Slide 28 - Tekstslide
Piet ontvangt enkelvoudige rente op zijn spaargeld. Kwartaal 1: €40, kwartaal 2: €75, kwartaal 3: €80, kwartaal 4: €65
Wat is de gemiddelde spaarrente?
A
€65
B
€80
C
€70
D
€40
Slide 29 - Quizvraag
Piet ontvangt enkelvoudige rente op zijn spaargeld. Kwartaal 1: €40, kwartaal 2: €75, kwartaal 3: €80, kwartaal 4: €65 Wat is de mediaan?
A
€65
B
€80
C
€70
D
€40
Slide 30 - Quizvraag
Zelf aan de slag!
Iedereen:
Lezen: paragraaf 3.1 en 3.2
Maken: 3.2, 3.3, 3.4, 3.7 t/m 3.10
En verder werken aan: Hoofdstuk 3:
opdrachten 11 t/m 16
Nakijken met boekje op Classroom
rood = Iedereen is stil
oranje = Je de docent een vraag stellen
groen = Je mag met elkaar fluisterend
overleggen
Slide 31 - Tekstslide
H3 Sparen en lenen
Les 3
Slide 32 - Tekstslide
Lesdoel
Je kan de samengestelde rente berekenen over een bedrag.
Richard heeft € 4.000,- op zijn spaarrekening staan en de rente is 5%. Hoeveel staat er op zijn spaarrekening na 1 jaar enkelvoudige rente?
A
€ 4.200
B
€ 4.000
C
€ 4.800
D
€ 4.005
Slide 35 - Quizvraag
Samengestelde rente
"Rente over rente"
Geleend bedrag is €100. Rente percentage is 2,5%
jaar 1: € 100,- x 2,5% = € 2,5
jaar 2: €102,50 x 2,5% = € 2,56
jaar 3: €105,06 x 2,5%= € 2,63 etc.
Slide 36 - Tekstslide
Richard heeft € 4.000,- op zijn spaarrekening staan en de rente is 5%. Hoeveel staat er op zijn spaarrekening na 3 jaar?
A
€ 4.600
B
€ 4.630,50
C
€ 4.800
D
€ 4.862
Slide 37 - Quizvraag
Samengestelde rente
4.000 x 1,05 = 4.200
4.200 x 1,05 = 4.410
4.410 x 1,05 = 4.630,50
Leuk he?
Slide 38 - Tekstslide
Richard heeft € 4.000,- op zijn spaarrekening staan en de rente is 5%. Hoeveel staat er op zijn spaarrekening na 34 jaar? Heb je zin om dit uit te rekenen?
A
Ja leuk!
B
Uhhh..... nee dank je.
C
Doe maar zelf...
D
Dat moet toch makkelijker kunnen?
Slide 39 - Quizvraag
Samengestelde rente
Eindwaarde E = beginwaarde B x (1+p)
t
1+p is de groeifactor, p is de rente / 100
t = aantal perioden
is het rentepercentage uitgedrukt in dezelfde eenheid als de perioden? (jaar/ jaar of maand/ maand?)
Slide 40 - Tekstslide
Samengestelde rente (voorbeeld)
Eindwaarde E = Beginwaarde B x (1+p)
t
1+p = 1 + 0,02 = 1,02
t = 10
is het rentepercentage uitgedrukt in dezelfde eenheid als de perioden? (jaar/ jaar of maand/ maand?)
dus € 1.200 x 1,02 = € 1.462,79
10
Slide 41 - Tekstslide
Samengestelde rente (formule)
E = B x (1 + p)
t
E = eindwaarde
B = beginwaarde
p = rentepercentage ( p / 100)
t = aantal perioden / tijdvakken
"rente over rente"
Slide 42 - Tekstslide
939,39
904,50
867,61
886,74
Laat maar zien! Samengestelde rente.
€ 700, 8jr, 3%
€ 750, 2,5jr, 6%
€ 800, 3jr, 5,5%
Slide 43 - Sleepvraag
Wat levert je meer op: enkelvoudig of samengestelde rente?
A
Enkelvoudige rente
B
Samengestelde rente
Slide 44 - Quizvraag
Zelf aan de slag!
Taak deze week
Maken: opdrachten 3.11 t/m 3.16
En verder werken aan: Hoofdstuk 3:
opdrachten 17 t/m 19, 21 t/m 25.
rood = Iedereen is stil
oranje = Je de docent een vraag stellen
groen = Je mag met elkaar fluisterend
overleggen
Slide 45 - Tekstslide
3.1 t/m 3.3
Slide 46 - Tekstslide
Lesdoelen week 23
Je kunt rekenen met enkelvoudige rente
Kenmerk enkelvoudige rente
Omrekenen enkelvoudige rente naar een andere periode
Je kunt rekenen met samengestelde rente; rente over rente
Slide 47 - Tekstslide
Zelf aan de slag!
Iedereen:
Lezen: paragraaf 3.2.2
Maken: 3.9 t/m 3.11
Klaar?
Ga verder met 3.12 t/m 3.14
rood = Iedereen is stil
oranje = Je de docent een vraag stellen
groen = Je mag met elkaar fluisterend
overleggen
timer
10:00
Slide 48 - Tekstslide
Lesdoelen Week 24
Je kunt onderscheid maken tussen absolute en relatieveverandering
Je kunt het verschil uitleggen tussen een procentuele verandering en een procentpunt verandering
Je kunt procentuele veranderingen berekenen
Je kunt de aflossingen en rente van een lening met gelijkblijvende (lineaire) aflossing berekenen
Slide 49 - Tekstslide
Absolute vs. relatieve verandering
Procenten worden vaak gebruikt om relatieve veranderingen aan te geven
(3.21)In 2015 is het gemiddeld spaarbedrag per hoofd in China € 612, terwijl dat in Nederland € 4.835 bedraagt. In 2016 stijgt het gemiddelde spaarbedrag per hoofd in China met € 37,50 en in Nederland met € 80,80.
Slide 50 - Tekstslide
Rekenen met procentuele verandering
Het aantal leerlingen op het HLZ is ten opzichte van vorig schooljaar met 2% gestegen. Er zijn nu 918 leerlingen. Hoeveel leerlingen waren er vorig jaar?
Slide 51 - Tekstslide
Rekenen met procentuele verandering
Het aantal leerlingen op het HLZ is ten opzichte vanvorig schooljaar met 2% gestegen. Er zijn nu 918 leerlingen. Hoeveel leerlingen waren er vorig jaar?
We vergelijken met vorig jaar, je stelt het aantal leerlingen van vorig jaar daarom op 100%
Slide 52 - Tekstslide
Rekenen met procentuele verandering
Het aantal leerlingen op het HLZ is ten opzichte vanvorig schooljaar met 2% gestegen. Er zijn nu 918 leerlingen. Hoeveel leerlingen waren er vorig jaar?
We vergelijken met vorig jaar, je stelt het aantal leerlingen van vorig jaar daarom op 100%
leerlingen vorig jaar
100%
?
toename dit jaar
2%
?
leerlingen dit jaar
102%
918
Slide 53 - Tekstslide
Rekenen met procentuele verandering
Het aantal leerlingen op het HLZ is ten opzichte vanvorig schooljaar met 2% gestegen. Er zijn nu 918 leerlingen. Hoeveel leerlingen waren er vorig jaar?
We vergelijken met vorig jaar, je stelt het aantal leerlingen van vorig jaar daarom op 100%
918/ 102 x 100 = 900
leerlingen vorig jaar
100%
900
toename dit jaar
2%
18
leerlingen dit jaar
102%
918
Slide 54 - Tekstslide
Procent vs. procentpunt
In 2020 heeft Apple goede zaken gedaan. Het aantal verkochte smartphones in Nederland bleef gelijk ten opzichte van 2019. Het marktaandeel van Apple op de markt voor smartphones is echter gestegen van 10% naar 11%.
Hoeveel procent meer smartphones heeft Apple verkocht?
(11-10)/ 10 x 100% = 10%
Hoeveel procentpunt is het marktaandeel van Apple gestegen?
11-10 = 1 procentpunt
Slide 55 - Tekstslide
Slide 56 - Video
Rekenvoorbeeld samengestelde rente
Je hebt € 1.000 op je spaarrekening staan. Je krijgt 1% rente per jaar. Welk bedrag heb je op je rekening staan na 3 jaar als er sprake is van samengestelde rente?
Na 1 jaar: € 1.000 x 1,01 = € 1.010
Na 2 jaar: € 1.010 x 1,01 = € 1.020,10
Na 3 jaar: € 1.020,10 x 1,01 = € 1.030,30
Slide 57 - Tekstslide
Sneller berekenen
Je kunt de eindwaarde van een spaarbedrag bij samengestelde rente sneller berekenen met een formule
(1 + i) is de groeifactor, waarbij i staat voor interest.
i = de rente / 100
bij 3% is i 3/100 = 0,03
de groeifactor wordt dan 1 + 0,03 = 1,03
De berekening in het voorbeeld wordt nu: eindkapitaal na 3 jaar = € 1.000 x 1,01^3 = € 1.030,30
Slide 58 - Tekstslide
Formule eindwaarde bij samengestelde rente
We schrijven de formule kortweg als
Let op: wanneer er in een opgave gedurende de looptijd stortingen of onttrekkingen worden gedaan of wanneer de rente tussentijds wijzigt dan zul je de berekening moeten opknippen in de delen.
Slide 59 - Tekstslide
Oefening
Ik zet vandaag € 1.000 op mijn spaarrekening tegen 4% samengestelde rente per jaar.
Welk bedrag heb ik over 10 jaar opgebouwd?
1.000 x 1,04^10 = € 1.480,24
Slide 60 - Tekstslide
Kim heeft een jaar lang € 160,00 op een spaarrekening staan. Aan het einde van het jaar ontvangt ze € 1,20 rente. Bereken het rentepercentage op de spaarrekening
timer
1:30
Slide 61 - Open vraag
Deel van het geheel
dus € 1,20 x 100% = 0,75%
het deel x 100 %
geheel
€ 160
Slide 62 - Tekstslide
Zelf aan de slag!
Iedereen:
Maken: 3.5 , 3.6 , 3.7 , 3.8
Klaar?:
Nakijken:
rood = Iedereen is stil
oranje = Je de docent een vraag stellen
groen = Je mag met elkaar fluisterend
overleggen
timer
10:00
Slide 63 - Tekstslide
Thomas heeft een jaar lang hetzelfde bedrag op een spaarrekening staan tegen een rente van 1,8%. Aan het einde van het jaar ontvangt hij € 23,40 rente. Bereken welk bedrag Thomas op zijn rekening had staan.
timer
2:00
Slide 64 - Open vraag
van deel naar geheel
procenten
1,8
1
100
euro's
€ 23,40
13
1 300
: 1,8
x 100
: 1,8
x 100
Slide 65 - Tekstslide
van deel naar geheel
procenten
1,8
1
100
euro's
€ 23,40
€ 13,00
€ 1.300
: 1,8
x 100
of gelijk: € 23,40/1,8 x 100 = 1.300
Slide 66 - Tekstslide
Zelf aan de slag!
Iedereen:
Maken: 3.10 , 3.11
Klaar?:
Nakijken:
rood = Iedereen is stil
oranje = Je de docent een vraag stellen
groen = Je mag met elkaar fluisterend
overleggen
timer
10:00
Slide 67 - Tekstslide
Larissa heeft op 1 januari van het jaar € 287,00 op haar rekening staan. Op 31 december is dit € 236,00. Bereken met hoeveel procent haar saldo is gedaald.
timer
2:00
Slide 68 - Open vraag
Procentuele veranderingen
nieuw - oud
oud
x 100% dus
€ 236 - € 287
€ 287
x 100% = - 17,8%
nieuw - oud = de verandering
Controleer jezelf: is je antwoord logisch?
Slide 69 - Tekstslide
Zelf aan de slag!
Iedereen:
Maken: 3.12, 3.13 , 3.14
Klaar?:
Nakijken:
rood = Iedereen is stil
oranje = Je de docent een vraag stellen
groen = Je mag met elkaar fluisterend
overleggen
timer
10:00
Slide 70 - Tekstslide
Tess zet € 1.200 op een spaarrekening voor 10 jaar. De rente bedraagt 2% en wordt jaarlijks bijgeschreven. Hoeveel bedraagt haar saldo na 10 jaar als de laatste rentebijschrijving heeft plaatsgevonden?
timer
1:00
Slide 71 - Open vraag
Samengestelde rente
beginwaarde x (1+i)
n
Slide 72 - Tekstslide
Evi stort op 1 januari 2013 € 2.500 op haar spaarrekening. Op 1 januari 2016 stort ze € 500 bij en op 1 januari 2018 neemt ze € 1.000 op. De rente bedraagt de gehele looptijd 4% en deze wordt jaarlijks achteraf bijgeschreven. Bereken het saldo op 1 januari 2020.
timer
3:00
Slide 73 - Open vraag
hoe heb je het gedaan?
Evi stort op 1 januari 2013 € 2.500 op haar spaarrekening. Op 1 januari 2016 stort ze € 500 bij en op 1 januari 2018 neemt ze € 1.000 op. De rente bedraagt de gehele looptijd 4% en deze wordt jaarlijks achteraf bijgeschreven. Bereken het saldo op 1 januari 2020.