Stepping_Stones_Law&Order_J_Grammar_3Kader

Welcome! : )
  • Books on your table.
  • Laptop on your table.
  • Pen on your table.
  • Notebook on your table.
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Welcome! : )
  • Books on your table.
  • Laptop on your table.
  • Pen on your table.
  • Notebook on your table.

Slide 1 - Tekstslide

Let's start!
To enter this LessonUp:

Step 1: go to www.lessonup.app
Step 2: enter the class code
Step 3: enter your first name and surname

Slide 2 - Tekstslide


Which famous criminals do you know?

Slide 3 - Open vraag

Slide 4 - Video

After watching the video. What do you know about this famous couple?

Slide 5 - Woordweb

You could say that Bonnie and Clyde were the first reality stars. Explain why?
timer
1:00

Slide 6 - Open vraag

Lesson Goal
Theme 3: Law & Order
J Grammar, page 39

Aan het einde van deze les:
  • Ken ik het verschil tussen; both, each, all, every and none.
  • Kan ik both, each, all, every and none toepassen in een zin.



LET OP!: Volgende week woensdag: TOETS THEME 3!

Slide 7 - Tekstslide

This lesson
Part 1: Klassikaal
Uitleg: both, each, all, every, none
Samen oefenen

Part 2: Zelfstandig werken
Maken Theme 3: Grammar J in online methode
Exercise: J25,J26,J27

Ready?
Extra oefenen met slim stampen
grammar/vocab/stones theme 3


Slide 8 - Tekstslide

Both
Each
Every
All
None
iedere
geen/ niet één
beide / allebei
elke
alle/ allemaal

Slide 9 - Sleepvraag

Hoe kun je ze uit elkaar halen?
both, each, all, every, none
zijn allemaal woorden die je gebruikt om een deel van een groep of juist een hele groep aan te duiden.

Waar moet je op letten?
  • Om hoeveel personen/dieren/dingen gaat het?
  • Staat het zelfstandignaamwoord in de zin in het enkelvoud/meervoud?


Slide 10 - Tekstslide

both
both = beide of allebei.

Je gebruikt both bij twee personen, dieren of dingen.

  • Emma feeds both cats at the same time.
  • Both singers received an award.
  • They saw both men go into the restaurant.

Je kiest voor both (beide) als het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort in het meervoud staat!

Slide 11 - Tekstslide

each
each = elke

Je gebruikt each bij twee of meer personen, dieren of dingen.

  • She wore bracelets on each arm.
  • Each Sunday Kevin goes walking in the park.
  • The trainer gave each dog a treat.

Je kiest voor each (elke) als het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort in het enkelvoud staat!

Slide 12 - Tekstslide

all / every / none
all = alle/allemaal
every = iedere
none = geen/ niet één

Gebruik je bij drie of meer personen, dieren of dingen.

  • All countries have flags.
  • I have to do chores every day!
  • None of us believed his story.


Slide 13 - Tekstslide

each of every ?
! Each gebruik je om nadruk te leggen op individuele dingen.

  • Each of the students received a prize. 
  • The trainer gave each dog a treat.

! Every gebruik je om nadruk te leggen op het geheel

  • The detective knows every criminal in town.
  • The trainer gave every dog a treat. 

Slide 14 - Tekstslide

Quiz time!

Slide 15 - Tekstslide

Both
Each
Every
All
None
iedere
geen/ niet één
beide / allebei
elke
alle/ allemaal

Slide 16 - Sleepvraag


You tell us something new __ time you visit us.
A
every
B
both
C
none
D
all

Slide 17 - Quizvraag


The trainer gave ____ dog a treat.
A
all
B
every
C
each
D
both

Slide 18 - Quizvraag

I have two cats. ____ enjoy going outside.
A
both
B
none
C
all
D
every

Slide 19 - Quizvraag

Has she read __ the chapters of the book?
A
any
B
all
C
every
D
none

Slide 20 - Quizvraag

At school, __ of my two new bracelets broke.
A
every
B
both
C
no
D
all

Slide 21 - Quizvraag

Sorry, but it is ____ of your business.
A
both
B
every
C
each
D
none

Slide 22 - Quizvraag

both / each / every / all / none ?

Jane and Tim ____ love dancing.

Slide 23 - Open vraag

both / each / every / all / none ?

The couple is quite hungry, so they ____ order a snack.

Slide 24 - Open vraag

both / each / every / all / none ?

____ of the shoes they sell here fit me.

Slide 25 - Open vraag


The burglar lost ____ the diamonds.

Slide 26 - Open vraag

Part two
 Zelfstandig werken
In de online methode
Theme 3: Grammar J, Exercise: J25, J26, J27

Ready?
Extra oefenen met slim stampen
grammar/ vocab/stones theme 3

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

You could say that Bonnie and Clyde were the first reality stars. Explain why.

Slide 29 - Open vraag

You could say that Bonnie and Clyde were the first reality stars. Explain why.

Slide 30 - Open vraag