SPQR 36 bijvoeglijk naamwoord en hoofd- en bijzinnen

SPQR 36 bijvoeglijk naamwoord en hoofd- en bijzinnen
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

SPQR 36 bijvoeglijk naamwoord en hoofd- en bijzinnen

Slide 1 - Tekstslide

Wat ga je doen?
Je krijgt eerst twee sleepvragen om kort je kennis over bijvoeglijke naamwoorden en hoofd- en bijzinnen te checken. Daarna oefen je die grammatica met een paar voorbeelden uit tekst 36. Houdt de tekst en je vertaling bij de hand!

Slide 2 - Tekstslide

Instructie: sleepvragen
Maak de zinnen die links staan af door het juiste blokje erheen te slepen. Let op: er staan meer antwoordblokjes dan je nodig hebt.

Slide 3 - Tekstslide

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een ...
Het bijvoeglijk naamwoord past zich hieraan aan in naamval, getal en geslacht. Dat noemen we ...
Een bijvoeglijk naamwoord kan ook op zichzelf staan, dan noemen we het ...
zelfstandig gebruikt
dubbel-verbonden
congrueren
zelfstandig naamwoord
werk-woord
relati-veren

Slide 4 - Sleepvraag

Een hoofdzin is een zin die ...
Een bijzin is een zin die ...
Een bijzin begint met een ... of een ...
op zichzelf kan staan
altijd vooraan de zin staat
van een andere zin afhangt
extra informatie geeft
bijwoord
komma
betrekkelijk voornaam-woord
voegwoord
weergeeft wat iemand zegt

Slide 5 - Sleepvraag

Ken je de vormen van het betrekkelijk voornaamwoord nog?
A
Ja hoor! (Top, ga verder met de volgende slide)
B
Eh... nee? (Herhaal ze even met HB p. 169)

Slide 6 - Quizvraag

r. 9-13
Noteer uit deze regels een bijvoeglijk naamwoord. Noteer ook het znw waar het mee congrueert.

Slide 7 - Open vraag

r. 13-16
Noteer uit deze regels een betrekkelijk voornaamwoord. Noteer ook het woord waar het naar verwijst.

Slide 8 - Open vraag

r. 14 Romanos
Is dit woord hier bijvoeglijk of zelfstandig gebruikt? Leg uit hoe je dat ziet.

Slide 9 - Open vraag

Hoe vertaal je Romanos hier dan?
A
Romeins(e)
B
Romeinen

Slide 10 - Quizvraag

r. 19-20: Impeditur t/m temptat
Deze zin heeft 2 PV's. Noteer ze.

Slide 11 - Open vraag

Deze zin bestaat uit een hoofdzin en een bijzin. Noteer het voegwoord waarmee de bijzin begint.

Slide 12 - Open vraag

Zoek in de laatste alinea een samengestelde zin (met meer dan 1 PV dus). Noteer hem hieronder

Slide 13 - Open vraag

Noteer de hoofd- en bijzinnen van de zin die je hebt gekozen. Zet erbij welk stuk hoofd- of bijzin is en noteer bij een bijzin het voegwoord of betrekkelijk vnw

Slide 14 - Open vraag

Hoe goed ging deze opdracht bij jou?
A
Ging prima!
B
Het meeste ging wel goed
C
Sommige vragen gingen goed, sommige niet
D
Ik vond de meeste vragen wel moeilijk

Slide 15 - Quizvraag

Heb je nog een vraag aan je medewerker?

Slide 16 - Open vraag