H3 B1 (3 BK)

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
Leerdoelen
Uitleg
Aan de slag
Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het einde van de les weet je …

Wat chromosomen zijn
Wat het verschil is tussen chromosomen in een geslachtscel en in lichaamscellen.
Wat het verschil is tussen genotype en fenotype

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Chormosomen
Chromosomen zijn dunne 'draden' in elke celkern. Bestaat uit stof DNA (eiwitten).
-De stof DNA bevat de informatie voor erfelijke eigenschappen.
-Elke celkern bevat de complete informatie voor alle erfelijke eigenschappen van een organisme.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Chormosomen
Elke soort organisme heeft een vast aantal chromo­somen in elke celkern.

-Bij een mens bevat de kern van elke lichaamscel 46 chromosomen
-Bij de mens bevat de kern van elke geslachtscel (zaadcel of eicel), 23 chromosomen.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Chromosomen
Chromosomen: bestaan uit meerdere genen (bijvoorbeeld gen voor haarkleur, gen voor oogkleur)
Gen: stukje DNA met een bepaald soort eigenschap. Genen staan ‘aan’ of ‘uit’.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Chromosomen
In een levercel staat het gen voor haarkleur bijvoorbeeld uit.

 Allel: variant van een gen, bestaat uit twee allelen. Bijvoorbeeld gen voor rood haar en gen voor bruin haar.


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Genotype
Genotype: de informatie voor de erfelijke eigenschappen van een organisme.

- Deze informatie ligt in de chromosomen in de kern van elke lichaamscel.
 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fenotype
Fenotype: het uiterlijk (de zichtbare eigen­schappen) van een organisme.

Het fenotype komt tot stand door het genotype en door invloeden uit het milieu.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten blz 171                          Zorg dat je 10 bloemen maakt
1 bloem: 1,2
2 bloemen:3,4,5,6,7
3 bloemen : 

Chromosomen zijn dunne 'draden' in elke celkern. Bestaat uit stof DNA (eiwitten). Bevat de informatie voor erfelijke eigenschappen.
Elke celkern bevat de complete informatie voor alle erfelijke eigenschappen van een organisme.
Lichaamscellen: dit zijn alle cellen in je lichaam behalve de eicellen en zaadcellen. Bevatten 23 paar chromosomen (46 stuks).
Geslachtscellen: zaadcellen en eicellen, bevatten 23 chromosomen.
Genotype: de informatie voor de erfelijke eigenschappen van een organisme. Verandert nooit!
Fenotype: het uiterlijk (de zichtbare eigen­schappen) van een organisme.
Gen: een deel van een chromosoom dat de informa­tie bevat voor één erfelijke eigenschap.

Slide 10 - Tekstslide

14 bloemen

Afsluiting

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies