Le 8 avril

BONJOUR et BIENVENUE!
Bonjour
et 
bienvenue!!
Bonjour!
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

BONJOUR et BIENVENUE!
Bonjour
et 
bienvenue!!
Bonjour!

Slide 1 - Tekstslide

Le programme
- Voca 1 geleerd?
- Uitleg grammatica: onbepaald voornaamwoord en persoonlijk voornaamwoord met nadruk
- Maken leçon 2

Slide 2 - Tekstslide

Voca 1

Slide 3 - Tekstslide

Onbepaald voornaamwoord
Tout kan op twee manieren voorkomen:

1) In combinatie met een zelfstandig naamwoord
De hele tijd = tout le temps
De hele week = toute la semaine
Alle dagen = tous les jours
Alle weken = toutes les semaines
>> Aanpassen aan M/V/EV/MV!

Slide 4 - Tekstslide

Onbepaald voornaamwoord
Tout kan op twee manieren voorkomen:

2) Zelfstandig gebruikt.

C'est tout!  = Dat is alles!
Ils sont tous là = Ze zijn allemaal hier.
Elles sont toutes là = Ze zijn allemaal hier.

Slide 5 - Tekstslide

tout
toute
tous
toutes
toute
le bonheur
ma famille
nos meilleurs voeux
nos félicitations
notre famille

Slide 6 - Sleepvraag

"Tout le monde mange"

Wat betekent "tout le monde" ?
A
de hele wereld
B
iedereen
C
sommige mensen
D
niemand

Slide 7 - Quizvraag

tout
A
alsof
B
alles
C
alleen

Slide 8 - Quizvraag

TOUT est possible.
Hoe vertaal je TOUT ?

Slide 9 - Open vraag

Kies uit ... tout / tous / tout le / toute la / tous les / toutes les

..... classe est rentrée

Slide 10 - Open vraag

Vul in: tout, toute, tous, toutes.
..............les filles sont là.

Slide 11 - Open vraag

Kies uit ... tout / tous / tout le / toute la / tous les / toutes les

Ils sont ... là.

Slide 12 - Open vraag

  • Persoonlijk voornaamwoord met nadruk
mij, ik
moi
jou, jij
toi
hem, hij
lui
haar, zij
elle
ons, wij
nous
jullie, u
vous
hen, zij (m)
eux
hen, zij (v)
elles

Slide 13 - Tekstslide

Zet de persoonlijke voornaamwoorden (met nadruk) op de juiste vertaling, sleep blauw over rood: 
hem, hij
mij, ik
ons, wij
jou, jij
haar, zij
jullie, u
hen, zij (m mv)
hen, zij (v mv)
moi
toi
lui
elle
nous
vous
eux
elles

Slide 14 - Sleepvraag

Persoonlijk voornaamwoord met nadruk
....., il regarde un film.
A
Moi
B
Elle
C
Lui
D
Nous

Slide 15 - Quizvraag

welke persoonlijk voornaamwoord met nadruk hoort bij "ils"
A
lui
B
elle
C
eux
D
elles

Slide 16 - Quizvraag

Welk psv met nadruk?
....., tu es le meilleur.
A
moi
B
toi
C
lui
D
elle

Slide 17 - Quizvraag

Maintenant
-maken leçon 2 WB opdr 14-16-18-23


Slide 18 - Tekstslide

Apprendre: leren chapitre 4 voca 2
Finir: afmaken leçon 2



Slide 19 - Tekstslide