Week 2 - Consumentenonderzoek

Week 2 - Consumentenonderzoek
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
VoedingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Week 2 - Consumentenonderzoek

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weekplanning
Week 1: Consumentenonderzoek, doelgroep en vraagstelling
Week 2: Afname van een consumentenonderzoek
Week 3: Consumentenonderzoek - organoleptische keuring
Week 4: Verwerken van een consumentenonderzoek
Week 5: Marketingmix
Week 6: Betrouwbaarheid van resultaten
Week 7: Herhaling

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beoordeling consumentenonderzoek

Gedurende de gehele periode worden drie opdrachten gemaakt, deze worden beoordeeld (onvoldoende, voldoende of goed)

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Jij:
  • Kunt consumentenonderzoeken met elkaar vergelijken
  • Kunt punten benoemen die belangrijk zijn bij het afnemen van een
    consumentenonderzoek 
  • Kunt een consumentenonderzoek beoordelen en verbeteren
  • Kunt een consumentenonderzoek uitvoeren

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk soort vragen zijn er allemaal?

Slide 6 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Soort vragen
Open vragen
Gesloten vragen
  • Meerkeuze vragen
  • Ja-nee vragen
  • Schaalvragen 
  • Likert-schaal vragen
  • Matrixvragen
Demografische vragen

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mevrouw Jansen wil een enquête opstellen. Waar moet zij allemaal aan denken?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Enquête
  • Logische opbouw & boeiend
  • Stel geen suggestieve vragen maar neutrale vraagstelling (objectief);
  • Geen aannemens; 
  • Ben zo specifiek en concreet mogelijk;
  • Stel geen twee vragen in één vraag;
  • Maak de enquête niet te lang -> houd de respondent wakker;
  • 'Need to know' en geen 'nice to know' ;
  • Niet te vaak om toelichting vragen.
  • Voorkom moeilijk taalgebruik
  • Beperk open vragen (verwerking hiervan kost veel tijd)
Voorkom fouten: doe een proef- enquête,

Slide 9 - Tekstslide

  • Vragen die bij elkaar horen, horen bij elkaar te staan (logisch)
  • De volgorde moet zo zijn, dat het geen irritatie opwekt bij de respondent (trechtertechniek / Funneling)
  • De gestelde vragen moeten binnen het kader van de probleemstelling strikt noodzakelijk zijn (need to know). Het opnemen van (nice to know) is het verkeerde uitgangspunt.

Veelgemaakte fouten
  • Niet aan de analyse denken, voordat aan de enquête gestart wordt;
  • Slechte vraagstelling;
  • Spelfouten;
  • Geen optie: NVT of anders namelijk:.....;
  • Onduidelijke vragen of schaalindeling;

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Checklist enquête
Op het dashboard staat een kleine checklist/handleiding voor het maken van een enquête, deze kan je gebruiken bij het maken/verbeteren van je enquête.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Proefenquête
Om te kijken of de enquête duidelijk is kan je een aantal proefenquêtes afnemen waarbij je om feedback vraagt:

  • Zijn de vragen duidelijk gesteld?
  • Zijn de antwoorden compleet en duidelijk?
  • Is de volgorde van vragen juist? 
  • Is de instructie van de enquête duidelijk?

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

"Wat vind je van het uiterlijk en de smaak van dit product?"
De bovenstaande vraag is:
A
Duidelijk
B
Niet duidelijk, niet onduidelijk
C
Onduidelijk
D
Weet ik niet

Slide 13 - Quizvraag

Dit is geen goede vraag omdat er eigenlijk 2 vragen in 1 vraag worden gesteld namelijk: wat vindt je van de smaak van het product? en wat vind je van het uiterlijk van dit product?
"Wat is uw leeftijd?"
Wat zou je aan deze vraag kunnen verbeteren?

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kan je de volgende vraag verbeteren?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Het woord 'vaak' kan voor iedereen een andere betekenis hebben. 

  • Specificeer je antwoorden!

Slide 17 - Tekstslide

Voor de ene respondent heeft 'vaak' een andere betekenis dan voor een andere. Ik vind 2 keer per week misschien vaak, terwijl jij 4 keer per week vaak vindt. Specificeer daarom de antwoorden waar mogelijk.
Opdracht
Op het dashboard staan 2 voorbeelden van uitgevoerde enquêtes, vergelijk deze met elkaar:

  • Geef aan welke jou voorkeur heeft en leg uit waarom;
  • Geef van 1 enquête 3 punten aan welke je zou verbeteren, en hoe jij deze punten zou formuleren.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Praktijkopdracht 1 : Verbeteren en uitvoeren
Ga naar het dashboard en bekijk praktijkopdracht 1
Ga aan de slag met de onderdelen die zijn
aangegeven voor deze week: 
  • Verbeter je eigen enquête
  • Voer de praktijkopdracht uit
  • Bewaar je gegevens goed!
  • Tip: Bekijk de checklist enquête op het dashboard

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Jij:
  • Kunt consumentenonderzoeken met elkaar vergelijken
  • Kunt punten benoemen die belangrijk zijn bij het afnemen van een
    consumentenonderzoek 
  • Kunt een consumentenonderzoek beoordelen en verbeteren
  • Kunt een consumentenonderzoek uitvoeren

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies