College 9 & 10 Strafrecht 2021

College 9: Dwangmiddelen
Week 6: 17/05 - 21/05
Jaar 2
Strafrecht
MG
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
RechtMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

College 9: Dwangmiddelen
Week 6: 17/05 - 21/05
Jaar 2
Strafrecht
MG

Slide 1 - Tekstslide

Planning:
1. Bespreken huiswerk (H11 & H12 & H7)
2. Leerdoelen deze week
3. Theorie
4. Huiswerk volgende les

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen:

1. De student begrijpt wat er wordt bedoelt met een dwangmiddel. 
2. De student kan de verschillende dwangmiddelen onderscheiden van elkaar. 
3. De student weet wie er toestemming geeft om een dwangmiddel in te zetten. 

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn dwangmiddelen?
"Juridisch gereedschap" waarmee politie en justitie de waarheid over een strafbaar feit kunnen achterhalen. 
Dwangmiddelen kunnen worden ingezet tegen de wil van de verdachte. 
Verdachte hoeft niet mee te werken aan een dwangmiddel maar hij moet het wel toestaan dat het wordt toegepast.

Slide 4 - Tekstslide

Wettelijke basis voor dwangmiddelen
Alle dwangmiddelen staan in de wet. Ook staat in de wet wie het middel mag toepassen, wanneer je het toepassen en wie er toestemming moet verlenen. 
Dit is om willekeur te voorkomen. 

Slide 5 - Tekstslide

Staande houden
Art. 52 Sv. De opsporingsambtenaar houdt de verdachte staande om zijn identiteit vast te stellen. Er moet dan wel sprake zijn van een verdachte in de zin van art. 27 Sv. 
Verwar dit niet met de controlebevoegdheid van de politie als zij auto's aanhouden. Op grond van art. 160 Wegenverkeerswet mag dat.

Slide 6 - Tekstslide

Strafrechtsketennummer
Iedere verdachte, veroordeelde heeft een uniek strafrechtsketennummer. Door de identiteit vast te stellen komt dat nummer naar voren in het systeem, dat wordt gebruikt door de politie, justitie en rechters. 

Slide 7 - Tekstslide

Aanhouden:
Art 53 en 54 SV geven de bevoegdheid aan de opsporingsambtenaar om een verdachte aan te houden. 
Heterdaad: iedereen mag een verdachte aanhouden
Buiten heterdaad: Officier, Hulpofficier of de agent neemt het besluit. Mag alleen bij zwaardere misdrijven waar een gevangenisstraf van 4 jaar of meer voor staat.

Slide 8 - Tekstslide

Ophouden voor onderzoek:
Is een verdachte eenmaal aangehouden dan wordt hij eerst voorgeleid aan de hulp officier op het politiebureau. Hij beoordeelt of de aanhouding goed is verlopen. 
De politie heeft maximaal 6 uur om de verdachte te verhoren en om maatregelen te nemen in het belang van het onderzoek.  (vingerafdrukken, lichaamsmaten, confrontatie met getuigen.

Slide 9 - Tekstslide

Vervolg ophouden voor onderzoek
6 uur ophouden op het bureau
Gaat het om een verdenken van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan, dan is het termijn 9 uur. 
De nachtelijke uren tellen niet mee! (00:00 - 09:00)

Slide 10 - Tekstslide

In verzekering stellen
Art. 57, 58 en 59 SV
Verdachten van zware misdrijven worden niet na 6 uur naar huis gestuurd. Zij kunnen in verzekering worden gesteld. Dat houdt in dat de politie de verdachte nog 3 dagen mag vasthouden voor onderzoek. Dit besluit wordt genomen door de Hulpofficier

Slide 11 - Tekstslide

Vervolg in verzekering stellen
Ingrijpend dwangmiddel: de wet stelt als eis dat het om een verdenking van een zwaar misdrijf moet gaan, waar een maximale straf van 4 jaar of meer voor staat. 
Inverzekeringstelling mag alleen in het belang van het onderzoek. De hulpofficier moet de verdachte is eerst horen voordat hij het besluit neemt.
Inverzekeringstelling duur:
Max 3 dagen en nachten
1x verlenging van 3 dagen en nachten (beslist de officier niet de hulpofficier)
Art. 59a Sv: Na 3 dagen en 15 uur moet de verdachte worden voorgeleid aan de Rechter commissaris. Hij controleert of de dwangmiddelen juist zijn ingezet. 

Slide 12 - Tekstslide

Voorlopige hechtenis (art.67 Sv)
Bestaat uit 3 vormen van vrijheidsberoving van de verdachte:
1. Inbewaringstelling (art.63 Sv). De officier vraagt hiervoor toestemming aan de rechter commissaris. De IB duurt max 14 dagen. 
2. Gevangenhouding; wordt gevorderd door de officier en de Raadkamer neemt besluit. Gevangenhouding kan voor maximaal 90 dagen. Voordat deze 90 dagen aflopen moet de rechtszaak beginnen!
3. Gevangenneming: Ingezet als de verdachte bij het begin van de rechtszaak vrij rondloopt. 

Slide 13 - Tekstslide

Pro-formazitting:
Politie en justitie hebben maximaal 106 dagen en 15 uur de tijd om de zaak gereed te maken voor de zitting. 
Na gevangenhouding zijn er geen dwangmiddelen meer!
Is er meer tijd nodig, dan wordt de zitting officieel geopend, maar de feitelijke behandeling van de zaak vindt later plaats.

Slide 14 - Tekstslide

Dwangmiddel: Onderzoek aan lichaam en kleding (art. 56 Sv)

Slide 15 - Tekstslide

Ook wel fouilleren genoemd:
2 voorwaarden:
1: Ernstige bezwaren > het moet zo goed als zeker zijn dat de verdachte het strafbaar feit heeft gepleegd.
2: Verdachte moet aangehouden zijn
Onderzoek In het onderlichaam mag alleen met toestemming van de rechter commissaris en wordt uitgevoerd door een arts.

Slide 16 - Tekstslide

Dwangmiddelen tegen minderjarigen
12 minners: staande houden, aanhouden en ophouden voor onderzoek met ouders erbij. 
Verdachte kan niet worden vervolgd voor een strafbaar feit.

Slide 17 - Tekstslide

Tussen 12 - 18 jaar
Alle dwangmiddelen mogen op hen worden toegepast. Ouders mogen heb toegang tot hun kind. 

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Welke functionaris is bevoegd om de in verzekering stelling te bevelen?
A
Rechter
B
Rechter commissaris
C
Hulpofficier
D
Officier van justitie

Slide 20 - Quizvraag

Kees de Jong is in verzekering gesteld. Deze inverzekeringstelling wordt verlengd. met hoeveel dagen mag het worden verlengd?
A
14 dagen
B
3 dagen
C
90 dagen
D
Geen verlenging mogelijk

Slide 21 - Quizvraag

Hans is gebracht naar het politiebureau van Haarlem op verdenking van brandstichting. De officier wil Hans enige tijd vasthouden om hem goed te verhoren. Welke dwangmiddel kan de officier toepassen?
A
Aanhouding
B
Inverzekeringstelling
C
Ophouden voor onderzoek
D
Gevangenneming

Slide 22 - Quizvraag

Huiswerk volgende les
1. Maken opdrachten hoofdstuk 13
2. Doorlezen theorie deelnemingsvormen
3. Denk aan je deadline van deze week om je verslag te mailen naar je tegenstanders!

Slide 23 - Tekstslide

College 10: Het strafproces
Week 6: 17 mei - 21 mei
jaar 2
Strafrecht
MG

Slide 24 - Tekstslide

Planning
1. Bespreken huiswerk (H13)
2. Oefenen met deelnemingsvormen
3. Bespreken nieuwe theorie
4. Huiswerk

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Deelnemingsvormen:
1. Medepleger (Nauwe samenwerking, gelijkwaardige rol)
2. Doen pleger (Een onschuldige een misdrijf laten plegen; degene die het delict pleegt is onschuldig, degene die het laat plegen krijgt een straf.
3. Uitlokker (iemand op het idee brengen om een misdrijf te plegen, maak gebruik van uitlokkingsmiddelen). Uitlokker is niet actief betrokken bij de uitvoering van het delict! wordt wel gestraft met de uitvoerder!
4. Medeplichtigheid: heeft een afgebakende en ondergeschikte rol. krijgt een specifieke taak. 

Slide 27 - Tekstslide

Irene wordt veroordeeld tot het medeplegen van eenvoudige mishandeling op Jan. Welke maximumstraf kan aan Irene worden opgelegd. (art. 300Sr)
A
1 jaar
B
3 jaar
C
2 jaar
D
half jaar

Slide 28 - Quizvraag

Karel belooft zijn vriend Dennis € 250.000,- als Dennis zijn concurrent Pieter vermoordt.
Welke deelnemingsvorm is op Karel van toepassing?
A
Uitlokker
B
medeplichtige
C
Pleger
D
Doen pleger

Slide 29 - Quizvraag

Bas van Werven werkt als werkstudent in een supermarkt. Hij weet dat op woensdagavond de inhoud van de kassa's twee uur onbeheerd ligt op het kantoor van de bedrijfsleider. Hij komt op het idee om dit geld weg te nemen. Bas haalt een vriend over om dit te doen. Hij geeft daarom zijn vriend de code van de personeelstoegang en tekent uit waar het kantoor zich bevindt. Waarvoor kan Bas vervolgd worden?
A
Doen plegen van diefstal
B
Poging tot diefstal
C
Uitlokking van diefstal
D
Medeplichtigheid bij diefstal

Slide 30 - Quizvraag

Johan Bijl en Frederick van Houts spreken af een inbraak te plegen. Johan zorgt voor een vluchtauto en inbrekerswerktuig. Ook zal hij op de uitkijk staan bij de inbraak. Frederick pleegt de inbraak. Bij de inbraak worden ze betrapt. Ze moeten voor de rechter verschijnen.
Wat zal Johan ten laste worden gelegd?
A
Doen plegen van de inbraak
B
Medeplegen van de inbraak
C
Uitlokking van de inbraak
D
Medeplichtigheid bij inbraak

Slide 31 - Quizvraag

Het strafproces:
Bestaat uit 3 fasen:
1. Vooronderzoek
2. Terechtzitting
3. Tenuitvoerlegging

Slide 32 - Tekstslide

1. Vooronderzoek
rechtszaak wordt voorbereid
Politie en justitie verzamelen feiten over de verdachte en het strafbaar feit. 
De officier leidt het vooronderzoek

Slide 33 - Tekstslide

2. Terechtzitting
Na het vooronderzoek besluit de officier of er een rechtszaak gaat komen. 
Zo ja, dan verstuurd hij een dagvaarding naar de verdachte
Zo nee, dan wordt de zaak geseponeerd.

Slide 34 - Tekstslide

3. Tenuitvoerlegging
De oplegging van een straf of maatregel.
Het is de verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie om toe te zien dat veroordeelden echt hun straf ondergaan. 

Slide 35 - Tekstslide

Belangrijke begrippen
Vooronderzoek: Gematigd inquisitoir (onderzoek naar de verdachte staat centraal)
Onderzoek ter terechtzitting: gematigd accusatoir (verdachte en OM zijn gelijkwaardige partijen in de rechtszaak)

Slide 36 - Tekstslide

Personen in het strafproces
1. De verdachte
2. Raadsman verdachte
3. Opsporingsambtenaar en de officier
4. Slachtoffer
5. Reclassering
6. rechter-commissaris
7. Rechter & griffier

Slide 37 - Tekstslide