Deze les gaan we de grammatic zinsdelen herhalen van hoofdstuk 1 t/m hoofdstuk 4.
H1: zinsdelen, persoonsvorm, onderwerp
H2: werkwoordelijk gezegde
H3: lijdend voorwerp
H4: naamwoordelijk gezegde
Morgen gaan we de woordsoorten herhalen.
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1
In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Woensdag 26 januari
Deze les gaan we de grammatic zinsdelen herhalen van hoofdstuk 1 t/m hoofdstuk 4.
H1: zinsdelen, persoonsvorm, onderwerp
H2: werkwoordelijk gezegde
H3: lijdend voorwerp
H4: naamwoordelijk gezegde
Morgen gaan we de woordsoorten herhalen.
Slide 1 - Tekstslide
1. Hoe vind je de pv in een zin? 2. Hoe verdeel je een zin in zinsdelen? 3. Welke vraag moet je stellen om het onderwerp van een in te vinden?
Slide 2 - Open vraag
In 2014 zijn voor het eerst sinds eeuwen wilde katten geboren in Nederland. Benoem de pv, verdeel in zinsdelen en benoem het ow.
Slide 3 - Open vraag
---Wie zou dit raadsel kunnen oplossen?--- Wat maak het moeilijk om deze zin in zinsdelen te verdelen en het ow te benoemen?
Slide 4 - Open vraag
Wie zou dit raadsel kunnen oplossen? Wat is het onderwerp?
A
Wie
B
dit raadsel
Slide 5 - Quizvraag
Bestaat het werkwoordelijk gezegde altijd alleen maar uit werkwoorden?
Slide 6 - Open vraag
Wat is het wg in de volgende zin? --- Na de les begon hij na te denken over het nut van goede voeding.---
Slide 7 - Open vraag
Wat is het wg in de volgende zin: --De vondst van nieuw bewijsmateriaal deed de moordenaar de das om.---
Slide 8 - Open vraag
Wat is het wg in de volgende zin: In zijn gangenstelsel zoekt de mol zijn voeding op.
Slide 9 - Open vraag
Lees de theorie van hoofdtuk 3: het lijdend voorwerp
Met welke vraag vind je het lijdend voorwerp?
Slide 10 - Tekstslide
Donderdag 27 januari
Aan het eind van de les kun je een zin maken met de gevraagde onderdelen. Heb je je kennis over het naamwoordelijk gezegde opgefrist.
Kun je de kennis over het ng toepassen in een oefening.
Slide 11 - Tekstslide
Opdracht
Open een document en bedenk zelf zinnen met de aangegegeven zinsdelen (in de aangegeven volgorde):
- ow, pv/wg, lv
- pv, ow, lv
- ow, pv, lv, wg
- Maak een zin met een werkwoordelijke uitdrukking erin.
Probeer andere zinsdelen te vermijden.
Slide 12 - Tekstslide
Bespreken van de opdracht.
Slide 13 - Tekstslide
Welke 9 koppelwerkwoorden zijn er ook alweer?
Slide 14 - Open vraag
Een verschil tussen een wg en een nw gezegde is dat iemand bij een wg iets doet en bij een nw iets is. Hij werkt altijd heel hard voor zijn proefwerk.
A
Het ow doet iets.
B
Het ow is iets.
Slide 15 - Quizvraag
Ondanks het grote verschil is mijn broer altijd erg aardig voor mij.
A
Het ow is iets.
B
Het ow doet iets.
Slide 16 - Quizvraag
Een verschil tussen een wg en een nw gezegde is dat iemand bij een wg iets doet en bij een nw iets is. Bedenk een zin waarin iemand iets doet en iemand iets is (min. 8 woorden)
Slide 17 - Open vraag
Sprake van nwg
Er kan alleen maar een ng in een zin staan als het belangrijkste werkwoord in de zin een koppelwerkwoord is. Met andere woorden: je kunt alle werkwoorden uit de zin halen, maar bij het belangrijkste werkwoord lukt dat niet.
Even oefenen:
Ik zou de postcodeloterij zomaar eens een keertje kunnen winnen.
Slide 18 - Tekstslide
Wel of geen ng? Klein Duimpje werd in het bos achtergelaten.
A
wel
B
niet
Slide 19 - Quizvraag
Jarenlang is Sneeuwwitje de verzorgster van de 7 dwergen gebleven.
A
wel ng
B
geen ng
Slide 20 - Quizvraag
Wat is het ng in deze zin: Jarenlang is Sneeuwwitje de verzorgster van de 7 dwergen gebleven.