week 6 - les 1 - H5 de samengestelde zin

Afspraken online les
* Camera AAN    Niet aan = absent  (komt in Magister)
* Microfoon gedempt


Heb je een vraag tijdens de uitleg?
--> Zet je microfoon aan en stel de vraag
Wacht even als meerdere een vraag hebben.
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Afspraken online les
* Camera AAN    Niet aan = absent  (komt in Magister)
* Microfoon gedempt


Heb je een vraag tijdens de uitleg?
--> Zet je microfoon aan en stel de vraag
Wacht even als meerdere een vraag hebben.

Slide 1 - Tekstslide

programma ma 8/2 
  • (max 10 min.) Maak je eigen zin met minimaal twee werkwoorden in de sneeuw. Onderstreep het zelfstandige werkwoord of het koppelwerkwoord.  Maak er een duidelijke foto van en upload deze in de ELO  bij de opdrachten.
  • Nakijken opdr. 2 + 3 van p.93 
  • De samengestelde zin H5

Slide 2 - Tekstslide

Opdr. 2: 1. Waarom zijn de verkiezingen in Amerika zo grimmig geweest?

Wat is het ng hier?
A
zijn geweest
B
zijn [ zo grimmig] geweest
C
zijn zo grimmig geweest
D
[zijn geweest] grimmig

Slide 3 - Quizvraag

Noteer het ng op de juiste wijze.
ng =

2. De directeur van de basisschool zou veel liever burgemeester worden.

Slide 4 - Open vraag

Noteer het ng op de juiste wijze.
ng =

3. Al in 1960 bleek de jonge Muhammed Ali een onoverwinnelijke bokskampioen.

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Link

Slide 7 - Link

1. Eigenlijk is mijn wollen winterjas van vorig jaar veel te krap. 
Pv = 
ow = 
wg/ng = 
lv =
mv = 
vv = 
bwb = 

Slide 8 - Tekstslide

1. Eigenlijk is mijn wollen winterjas van vorig jaar veel te krap. 
Pv = is
ow = mijn wollen winterjas van vorig jaar
ng = is [veel te krap] 
lv = x
mv =x 
vv = x
bwb = eigenlijk  

Slide 9 - Tekstslide

En nu even oefenen....
Geef van de werkwoorden in de zinnen wat ze zijn:
1. Koppelwerkwoord (kww)
2. Zelfstandig werkwoord (zww)
3. Hulpwerkwoord (hww)



Slide 10 - Tekstslide

Onze dokter was toen weer drie kilo aangekomen.
A
was = hww aangekomen = zww
B
was = kww aangekomen = zww
C
was = hww aangekomen =kww
D
was = zww aangekomen = zww

Slide 11 - Quizvraag

Ik wil dansen!
A
dansen = kww
B
dansen = hww
C
dansen = zww

Slide 12 - Quizvraag

Mijn vader is een oude man.
A
is= kww
B
is= hww
C
is= zww

Slide 13 - Quizvraag

Ik heb mijn moeder een cadeau gegeven.
A
heb= zww gegeven = zww
B
heb= hww gegeven = kww
C
heb= kww gegeven = zww
D
heb= hww gegeven = zww

Slide 14 - Quizvraag

De meeste leraren zijn aardig.
A
zijn= kww
B
zijn= hww
C
zijn= zww

Slide 15 - Quizvraag

Het ontdekken van allerlei virussen kan erg interessant ZIJN.
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 16 - Quizvraag

WG of NG
Noteer het WG of NG van de zinnen in de chat.
  • Ik moet me aanmelden bij de receptie.
  • WG = moet aanmelden

  • De markthal schijnt vanochtend te zijn geopend.
  • WG = schijnt te zijn geopend


Slide 17 - Tekstslide

WG of NG
  • Heineken blijkt het meest verkochte biermerk te zijn.
  • NG = blijkt [het meest verkochte biermerk] te zijn


Slide 18 - Tekstslide

Over de resultaten van de ploeg was de coach tevreden.
Noteer de pv + ow + wg /ng onder elkaar:
pv =
ow =
wg/nw =

Slide 19 - Open vraag

Er MOET nog wel even op de definitieve uitslag gewacht worden.
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 20 - Quizvraag

Bij meerdere werkwoorden in een zin, is de persoonsvorm altijd het zelfstandige werkwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Wat houdt het werkwoordelijk gezegde in?
A
persoonsvorm
B
persoonsvorm + onderwerp
C
persoonsvorm + voltooid deelwoord
D
alle werkwoorden uit de zin

Slide 22 - Quizvraag

Wat houdt het naamwoordelijk gezegde in?
A
koppelwerkwoord + overige werkwoorden + naamwoordelijk deel
B
koppelwerkwoord
C
alle werkwoorden in de zin

Slide 23 - Quizvraag

De baby wordt groot.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 24 - Quizvraag

Hoe vaak worden daders op heterdaad betrapt door de politie?
Noteer de pv + ow + wg /ng onder elkaar:
pv =
ow =
wg/nw =

Slide 25 - Open vraag

Alle zinsdelen op een rij. 
blz. 242 t/m 245
Altijd: pv, ow, wg/ng 
Niet altijd:
- lijdend voorwerp (lv) -> wie/wat + wg + ow?
- meewerkend voorwerp (mv) -> aan/voor wie + wg + ow + lv?
- voorzetselvoorwerp (vv) -> werkwoord met vast voorzetsel (rekenen op, grenzen aan, vergelijken met ). figuurlijk -> 1. pv + ow + wg. 
   2. kijk of er een ww is met vast voorzetsel
   3. kijk of het vz niet letterlijk wordt gebruikt.  
   4. het zinsdeel dat begint met vast voorzetsel is vv 
- bijwoordelijke bepaling (bwb) -> hoe? hoelang? hoever? waar? waardoor? waarheen? waarom? waarover? waarvandaan? wanneer? waar....?. Ook woorden als niet, wel, zeker, absoluut etc. 

Slide 26 - Tekstslide