Talent 5.7 les 1 1TL

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Welkom

We beginnen met 10 minuten lezen

Doel vandaag:

• de woordsoorten persoonlijk voornaamwoord en bezittelijk voornaamwoord benoemen;
• het persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord goed gebruiken.

Instapopdracht

Persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?

Elk weekend speel ik een voetbalwedstrijd met *mijn* voetbalteam.

mijn is een:

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Die gekke buurjongen van *mij* speelt ook in het team en zijn vader is onze coach.

mij is een:

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Die gekke buurjongen van mij speelt ook in het team en *zijn* vader is onze coach.

zijn is een:

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Die gekke buurjongen van mij speelt ook in het team en zijn vader is *onze* coach.

onze is een:

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Elk weekend speel *ik* een voetbalwedstrijd met mijn voetbalteam.

Ik is een:

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

*Hij* stond vorige week zijn aanwijzingen te schreeuwen naar ons.

hij is een:

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Hij stond vorige week *zijn* aanwijzingen te schreeuwen naar ons.

zijn is een:

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Hij stond vorige week zijn aanwijzingen te schreeuwen naar *ons*.

ons is een:

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Maak opdracht:

1, 5, 6, 7, 8 van §5.7

Gebruik de leertekst: 

• persoonlijk   voornaamwoord 1 en 2
• bezittelijk voornaamwoord

* Maken opdrachten

* Nakijken

* lezen

* nabespreken doel van de les

Nabespreken

Waarom geloof *je* ons verhaal niet? Ik ben toch je vriend?

je is een:

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Waarom geloof je *ons* verhaal niet? Ik ben toch je vriend?

ons is een:

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Waarom geloof je ons verhaal niet? *Ik* ben toch je vriend?

ik is een:

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Waarom geloof je ons verhaal niet? Ik ben toch *je* vriend?

je is een:

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord