Les 2: Zuivere stoffen en mengsels

H2 Stoffen
1 / 56
volgende
Slide 1: Tekstslide
ExactMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 56 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H2 Stoffen

Slide 1 - Tekstslide

Stoffen in huis
Deze les

  • Terugblik vorige les: 2.1 Stoffen in huis (15 min)
  • maken 2.1 opdr 1 t/m 10
  • Practicum: Suspensies en oplossingen onderzoeken (20 min)
  • 2.2 Zuivere stoffen en mengsels (15 min)
  • Practicum vorige les afmaken
2.1 Stoffen in huis

Slide 2 - Tekstslide

Stoffen in huis
2.1 Stoffen in huis
Terugblik vorige les

Slide 3 - Tekstslide

Een stofeigenschap is een eigenschap
A
waaraan je stoffen kunt herkennen
B
die aangeeft hoe een stof kan branden.
C
waar je voor moet oppassen
D
die je niet moet uitproberen

Slide 4 - Quizvraag

Welk van de genoemde woorden is geen stofeigenschap?
A
Geur
B
Kleur
C
Smaak
D
Neus

Slide 5 - Quizvraag

Geef een andere naam voor een gevarensymbool.
A
Pictogram
B
Kilogram
C
Instagram
D
Fotogram

Slide 6 - Quizvraag

Bij welke eigenschap moet je onderzoek doen?
A
Smaak
B
Oplosbaarheid
C
Geur
D
Kleur

Slide 7 - Quizvraag

Welke stof is geen schoonmaakmiddel?
A
Chloorbleekmiddel
B
Campinggas
C
Ammonia
D
Azijn

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekend het gevarensymbool hiernaast?
A
Licht ontvlambaar
B
Giftig
C
Irriterend
D
Corrosief

Slide 9 - Quizvraag

Bij welke stofeigenschap maak je niet direct gebruik van je zintuigen?
A
Smaak
B
Geur
C
Kleur
D
Oplosbaarheid

Slide 10 - Quizvraag

Wat is geen veiligheidsmaatregel voor iemand die met corrosieve gootsteenontstopper werkt?
A
Handschoenen aandoen
B
Veiligheidsbril dragen
C
Beschermde kleding
D
Haarnetje op

Slide 11 - Quizvraag

Welke stofeigenschap is hiernaast afgebeeld?
A
fase
B
oplosbaarheid
C
kookpunt
D
brandbaarheid

Slide 12 - Quizvraag

Welk begrip hoort niet bij de fase van een stof?
A
Vast
B
poeder
C
Gas
D
Vloeibaar

Slide 13 - Quizvraag

Welk woord is geen zintuig?
A
Geur
B
Mond
C
Oren
D
Ogen

Slide 14 - Quizvraag

Welk item staat normaal gesproken niet op het etiket van gevaarlijke stoffen?
A
Om welke stof het gaat
B
Wat de concentratie is
C
Een waarschuwing in woorden
D
Hoe je aan de stof moet ruiken

Slide 15 - Quizvraag

Wat betekend het gevarensymbool hiernaast?
A
Milieugevaarlijk
B
Giftig
C
Corrosief
D
Explosief

Slide 16 - Quizvraag

Wat is geen veiligheidsmaatregel voor iemand die vetvlekken uit een broek haalt met wasbenzine?
A
Handschoenen aan
B
Werken in ruimte die goed is geventileerd
C
Buiten gaan werken
D
Vuur in de buurt uitdoen

Slide 17 - Quizvraag

In welk rijtje staat een eigenschap die er niet bij hoort?
A
Fase, brandbaarheid, kookpunt
B
Kleur, smaak, fase
C
Geur, kleur, smaak
D
Oplosbaarheid, dichtheid, smeltpunt

Slide 18 - Quizvraag

Wat betekend het gevarensymbool hiernaast?
A
Giftig
B
Schadelijk
C
Oxiderend
D
Explosief

Slide 19 - Quizvraag

Wat geven H-zinnen aan?
A
Geen van de antwoorden is juist
B
Voor welk gevaar je moet oppassen
C
Welke veiligheidsmaat-regelen je moet nemen
D
Voor welke stoffen je moet oppassen

Slide 20 - Quizvraag

Stoffen in huis
2.1 Stoffen in huis
Einde terugblik vorige les
Maken 2.1 opdracht 1 t/m 9 (15 min)

Slide 21 - Tekstslide

Stoffen in huis
P2: Oplossingen en suspensies onderzoeken


2.2 Zuivere stoffen en mengsels
Doel
Bij deze proef leer je hoe je onderscheid kunt maken tussen een oplossing en een suspensie.
  • Je gaat gebruik maken van de scheidingsmethode filtreren: verschil in deeltjesgrootte.

Slide 22 - Tekstslide

Stoffen in huis
2.2 Zuivere stoffen en mengsels
Leerdoelen
Ik kan beschrijven wat een zuivere stof, een mengsel, een oplossing, een oplosmiddel, een opgeloste stof en een suspensie is.


Slide 23 - Tekstslide

Veel stoffen zijn opgebouwd uit kleine deeltjes. Deze deeltjes worden moleculen genoemd. 
2.2 Zuivere stoffen en mengsels

Slide 24 - Tekstslide

Veel stoffen zijn opgebouwd uit kleine deeltjes. Deze deeltjes worden moleculen genoemd. 
  • Zuivere stoffen bestaan uit een soort molecuul. 
  • Alle moleculen in een zuivere stof zien er hetzelfde uit.
2.2 Zuivere stoffen en mengsels

Slide 25 - Tekstslide

Veel stoffen zijn opgebouwd uit kleine deeltjes. Deze deeltjes worden moleculen genoemd. 
  • Zuivere stoffen bestaan uit een soort molecuul. 
  • Alle moleculen in een zuivere stof zien er hetzelfde uit.
  • Kristalsuiker is een voorbeeld van een zuivere stof.
2.2 Zuivere stoffen en mengsels

Slide 26 - Tekstslide

Als meerdere zuivere stoffen worden samengevoegd ontstaat er een mengsel.
2.2 Zuivere stoffen en mengsels

Slide 27 - Tekstslide

Als meerdere zuivere stoffen worden samengevoegd ontstaat er een mengsel.
  • Mengsels bestaan uit meerdere soorten moleculen. 
  • De moleculen in een mengsel zien er verschillend uit.
2.2 Zuivere stoffen en mengsels

Slide 28 - Tekstslide

Als meerdere zuivere stoffen worden samengevoegd ontstaat er een mengsel.
  • Mengsels bestaan uit meerdere soorten moleculen. 
  • De moleculen in een mengsel zien er verschillend uit.
  • Frisdranken zijn voorbeelden van mengsels.
2.2 Zuivere stoffen en mengsels

Slide 29 - Tekstslide

Mengsels kun je indelen in verschillende groepen:
  1. legering:
2.2 Zuivere stoffen en mengsels

Slide 30 - Tekstslide

Mengsels kun je indelen in verschillende groepen:
  1. legering: messing
2.2 Zuivere stoffen en mengsels

Slide 31 - Tekstslide

Mengsels kun je indelen in verschillende groepen:
  1. legering: messing
  2. emulsie:
2.2 Zuivere stoffen en mengsels

Slide 32 - Tekstslide

Mengsels kun je indelen in verschillende groepen:
  1. legering: messing
  2. emulsie: boter
2.2 Zuivere stoffen en mengsels

Slide 33 - Tekstslide

Mengsels kun je indelen in verschillende groepen:
  1. legering: messing
  2. emulsie: boter
  3. oplossing:
2.2 Zuivere stoffen en mengsels

Slide 34 - Tekstslide

Mengsels kun je indelen in verschillende groepen:
  1. legering: messing
  2. emulsie: boter
  3. oplossing: thee
2.2 Zuivere stoffen en mengsels

Slide 35 - Tekstslide

Mengsels kun je indelen in verschillende groepen:
  1. legering: messing
  2. emulsie: boter
  3. oplossing: thee
  4. suspensie:
2.2 Zuivere stoffen en mengsels

Slide 36 - Tekstslide

Mengsels kun je indelen in verschillende groepen:
  1. legering: messing
  2. emulsie: boter
  3. oplossing: thee
  4. suspensie: chocomelk
2.2 Zuivere stoffen en mengsels

Slide 37 - Tekstslide

Oplossingen
Als je een vaste stof mengt met een vloeistof en die vloeistof wordt helder, dan heb je te maken met een oplossing.

2.2 Zuivere stoffen en mengsels

Slide 38 - Tekstslide

Oplossingen
Als je een vaste stof mengt met een vloeistof en die vloeistof wordt helder, dan heb je te maken met een oplossing.

  • Een voorbeeld van een oplossing is thee.
2.2 Zuivere stoffen en mengsels

Slide 39 - Tekstslide

Oplossingen
Als je een vaste stof mengt met een vloeistof en die vloeistof wordt helder, dan heb je te maken met een oplossing.

  • Een voorbeeld van een oplossing is thee.
  • De geur, kleur en smaak deeltjes zijn zo klein dat ze niet meer zichtbaar zijn. 
2.2 Zuivere stoffen en mengsels

Slide 40 - Tekstslide

Oplossingen
Als je een vaste stof mengt met een vloeistof en die vloeistof wordt helder, dan heb je te maken met een oplossing.

  • Een voorbeeld van een oplossing is thee.
  • De geur, kleur en smaak deeltjes zijn zo klein dat ze niet meer zichtbaar zijn. 
  • Een oplossing bevat een oplosmiddel (vloeistof)
2.2 Zuivere stoffen en mengsels

Slide 41 - Tekstslide

Oplossingen
Als je een vaste stof mengt met een vloeistof en die vloeistof wordt helder, dan heb je te maken met een oplossing.

  • Een voorbeeld van een oplossing is thee.
  • De geur, kleur en smaak deeltjes zijn zo klein dat ze niet meer zichtbaar zijn. 
  • Een oplossing bevat een oplosmiddel (vloeistof)
Een oplossing blijft ALTIJD gemengd.
2.2 Zuivere stoffen en mengsels

Slide 42 - Tekstslide

Oplossingen
Als je een vaste stof mengt met een vloeistof en die vloeistof wordt helder, dan heb je te maken met een oplossing.

  • Een voorbeeld van een oplossing is thee.
  • De geur, kleur en smaak deeltjes zijn zo klein dat ze niet meer zichtbaar zijn. 
  • Een oplossing bevat een oplosmiddel (vloeistof)
Een oplossing blijft ALTIJD gemengd.
of vloeistof/gas
2.2 Zuivere stoffen en mengsels

Slide 43 - Tekstslide

Suspensies
Als je een vaste stof mengt met een vloeistof en die vloeistof wordt troebel, dan heb je te maken met een suspensie.

2.2 Zuivere stoffen en mengsels

Slide 44 - Tekstslide

Suspensies
Als je een vaste stof mengt met een vloeistof en die vloeistof wordt troebel, dan heb je te maken met een suspensie.
  • Een voorbeeld van een suspensie is verf.

2.2 Zuivere stoffen en mengsels

Slide 45 - Tekstslide

Suspensies
Als je een vaste stof mengt met een vloeistof en die vloeistof wordt troebel, dan heb je te maken met een suspensie.
  • Een voorbeeld van een suspensie is verf.

  • Een suspensie is een vloeistof waarin een fijn verdeelde vaste stof zweeft.
2.2 Zuivere stoffen en mengsels

Slide 46 - Tekstslide

Suspensies
Een ander voorbeeld van een suspensie is een mengsel van grond en water.

2.2 Zuivere stoffen en mengsels

Slide 47 - Tekstslide

Suspensies
Een ander voorbeeld van een suspensie is een mengsel van grond en water.

  • Als je een suspensie een tijdje laat staan dan zakt de vaste stof naar de bodem.
  • We noemen dit bezinken.
2.2 Zuivere stoffen en mengsels

Slide 48 - Tekstslide

Emulsies
Een emulsie is een troebel mengsels van vloeistoffen, waarbij druppeltjes van de ene vloeistof zweven in de andere.
  • Olie en water zijn beide vloeistoffen.
  • Olie lost niet op in water.
  • Als je olie mengt met water, komen er kleine oliedruppeltjes fijn verdeeld in het water te zitten.


2.2 Zuivere stoffen en mengsels

Slide 49 - Tekstslide

Filtreren
Je kunt stoffen in een mengsel op allerlei manieren van elkaar scheiden. Een suspensie kun je scheiden door te filtreren.

2.2 Zuivere stoffen en mengsels
Scheidingsmethoden

Slide 50 - Tekstslide

Filtreren
Je kunt stoffen in een mengsel op allerlei manieren van elkaar scheiden. Een suspensie kun je scheiden door te filtreren.
  • De vaste deeltjes blijven achter in het filter: residu
2.2 Zuivere stoffen en mengsels
Scheidingsmethoden

Slide 51 - Tekstslide

Filtreren
Je kunt stoffen in een mengsel op allerlei manieren van elkaar scheiden. Een suspensie kun je scheiden door te filtreren.
  • De vaste deeltjes blijven achter in het filter: residu
  • De vloeistof die door het filter heen gaat: filtraat.
2.2 Zuivere stoffen en mengsels
Scheidingsmethoden

Slide 52 - Tekstslide

Extraheren
Je kunt stoffen in een mengsel op allerlei manieren van elkaar scheiden. Extraheren wordt bijvoorbeeld gebruikt bij het zetten van koffie of thee.

2.2 Zuivere stoffen en mengsels
Scheidingsmethoden

Slide 53 - Tekstslide

Extraheren
Je kunt stoffen in een mengsel op allerlei manieren van elkaar scheiden. Extraheren wordt bijvoorbeeld gebruikt bij het zetten van koffie of thee.

  • Je gebruikt een vloeistof (oplosmiddel) om de geur, kleur en smaakstoffen uit de koffiebonen of theeblaadjes te halen.
2.2 Zuivere stoffen en mengsels
Scheidingsmethoden

Slide 54 - Tekstslide

Stoffen in huis
2.1 Stoffen in huis
Practicum vorige les afmaken
Klaar: maken 2.1 opdr 1 t/m 10

Slide 55 - Tekstslide

Stoffen in huis
2.1 Stoffen in huis
AAN HET WERK en HUISWERK

  • maken 2.1 opdr 1 t/m 10
  • lezen 2.2 Zuivere stoffen en mengsels

Slide 56 - Tekstslide