Erfelijkheid 19-20 en 26 t/m 32

Bespreking huiswerk
opdracht 19 en 20
opdracht 26 t/m 32
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Bespreking huiswerk
opdracht 19 en 20
opdracht 26 t/m 32

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Uitleg Opdracht 19
Bij mensen is het allel voor rechtshandigheid (R) dominant over het allel voor linkshandigheid (r).
a) Teken zelf een stamboom en maak daarbij gebruik van de volgende gegevens:

o De rechtshandige mevrouw 1 en de linkshandige meneer 2 krijgen zoon 3 die net als zijn vader linkshandig is (P–generatie)
 
o Zoon 3 en de rechtshandige mevrouw 4 (F1-generatie) krijgen 3 kinderen: de linkshandige dochter 5, de rechtshandige dochter 6 en de rechtshandige zoon 7 (F2-generatie)
 
o Het dominante fenotype geef je aan met een kleurtje/arcering

b) Noteer bij elke persoon uit de stamboom het genotype


Slide 3 - Tekstslide

Uitleg Opdracht 20
Bij mensen is het allel voor bloederziekte recessief en X-chromosomaal (Xb). 
Een vrouw (1) die niet lijdt aan de bloederziekte en een man (2) die wel de ziekte heeft krijgen een dochter (3) die de ziekte niet heeft. Dochter 3 krijgt bij meneer (4) die niet aan de bloederziekte lijdt een kind (5).


a. Teken van deze familie de stamboom (let op: van kind 5 weet je niet wat het geslacht is, je geeft dat kind in de stamboom alleen met het cijfer 5 weer).

b. Welke genotypen hebben de personen 2, 3 en 4?


Slide 4 - Tekstslide

c. Als kind 5 een jongen is, hoe groot is dan de kans dat dit kind de bloederziekte heeft?
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 5 - Quizvraag

d. Als kind 5 een meisje is, hoe groot is dan de kans dat dit kind de bloederziekte heeft?
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 6 - Quizvraag

Opdracht 26

Bij een kruising tussen een kip met bevederde poten en een haan met kale poten blijkt dat alle dieren van de F1 bevederde poten hebben.
Hoe erft het kenmerk bevederd over? Dominant, recessief of intermediair?
A
Dominant
B
Recessief
C
Intermediair

Slide 7 - Quizvraag

Opdracht 28

Een tabakssoort met bladeren waarvan de steel 8 cm lang is, wordt gekruist met een soort waarvan de steellengte 2 cm is. Alle F1- planten hebben een steellengte van 5 cm.
Hoe erft het kenmerk steellengte over? Dominant, recessief of intermediair?
A
Dominant
B
Recessief
C
Intermediair

Slide 8 - Quizvraag

Opdracht 30

Bij runderen is het gen voor zwartbont dominant; het gen voor roodbont is recessief. Bij een kruising tussen een roodbonte koe en een zwartbonte stier is de helft van de nakomelingen roodbont en de andere helft zwartbont.
Wat is het genotype van de stier?
A
AA
B
Aa
C
aa
D
XAXa

Slide 9 - Quizvraag

Uitleg Opdracht 30
Bij runderen is het gen voor zwartbont dominant; het gen voor roodbont is recessief. Bij een kruising tussen een roodbonte koe en een zwartbonte stier is de helft van de nakomelingen roodbont en de andere helft zwartbont.
Wat is het genotype van de stier?

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 32
Iemand die een bepaalde stof kan proeven, bezit daarvoor een A-gen dat dominant is. Twee ouders (die de stof kunnen proeven) krijgen een kind dat de stof niet kan proeven.
a) Wat is het genotype van dit kind?
b) Welke genotypen kunnen de ouders hebben?
A
Kind: aa Ouders: Aa en Aa
B
Kind: aa Ouders: AA en aa
C
Kind: Aa Ouders: Aa en aa
D
Kind: AA Ouders: Aa en Aa

Slide 11 - Quizvraag

Uitleg Opdracht 32
Iemand die een bepaalde stof kan proeven, bezit daarvoor een A-gen dat dominant is. Twee ouders (die de stof kunnen proeven) krijgen een kind dat de stof niet kan proeven.
a) Wat is het genotype van dit kind?
b) Welke genotypen kunnen de ouders hebben?

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 33.
Het gen voor zwart haar is dominant; het gen voor rood haar is recessief. Een man met zwart haar trouwt met een vrouw met rood haar.
Wat is het genotype van de vader als alle kinderen zwart haar hebben?
Gebruik letter A of a

Slide 13 - Open vraag

Opdracht 35.
Bij bananenvliegjes zijn de allelen voor rode en witte oogkleur
X-chromosomaal. Het allel voor rode oogkleur is dominant over het allel voor witte oogkleur. Een homozygoot roodogig vrouwtje wordt gekruist met een witogig mannetje. De F1-vliegen worden onderling gekruist.
Wat is de kans op een nakomeling met witte ogen?
A
0%
B
25%
C
50%
D
75%

Slide 14 - Quizvraag

Uitleg Opdracht 35.
Bij bananenvliegjes zijn de allelen voor rode en witte oogkleur X-chromosomaal. Het allel voor rode oogkleur is dominant over het allel voor witte oogkleur. Een homozygoot roodogig vrouwtje wordt gekruist met een witogig mannetje. De F1-vliegen worden onderling gekruist.
Wat is de kans op een nakomeling met witte ogen? 

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 36.
De vachtkleur is autosomaal.

Welke kleur cavia is dominant?

Slide 16 - Tekstslide

Welke kleur cavia is dominant?
A
Zwarte cavia (gele arcering)
B
Witte cavia (grijze arcering)
C
De kleur is intermediair
D
Dit kun je niet weten

Slide 17 - Quizvraag

Opdracht 36.
Bepaal het genotype van elke cavia. De vachtkleur is autosomaal.

Schrijf de genotypes van iedere cavia in je schrift !

Slide 18 - Tekstslide

Wat is het genotype van Nr. 3 en Nr. 11?
A
nr. 3 = Aa nr. 11 = Aa
B
nr. 3 = Aa nr. 11 = aa
C
nr. 3 = AA nr. 11 = Aa
D
nr. 3 = Aa nr. 11 = AA

Slide 19 - Quizvraag

Laatste vraag:
Kun je met 100% zekerheid zeggen wat het genotype is van nr. 10?
A
Ja dat is AA
B
Ja dat is Aa
C
Ja dat is aa
D
Nee want dat kan AA of Aa zijn

Slide 20 - Quizvraag

Opdracht 36.
Bepaal het genotype van elke cavia. De vachtkleur is autosomaal.

Schrijf de genotypes van iedere cavia in je schrift !

Slide 21 - Tekstslide

GEEN huiswerk 
Volgende week geen lessen biologie.

Dinsdag 3 juni PO-les Beleef de Lente
Deadline = vrijdag 6 juni

Slide 22 - Tekstslide