H7 18 juni

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Chapitre 7 Cést le week-end!

• On parle
• Het werkwoord faire

nakijken exercices exercices 17a (let op vertaal alleen de zin)

17cdef, 18, 19 pages 99 - 101

• On lit: passetemps dans le monde page 93

opdracht op A4

Programme

    du jour

Begroet.

1. Vraag aan B wat hij/zij dit weekend heeft gedaan.
2. Vraag of het mooi weer was.
3. Vraag of B van sport houdt.
4. Vertel wat voor sport je doet.

Neem afscheid.

Begroet.

1.  Vertel 2 dingen die je gedaan hebt en met wie.
2. Vertel dat het heel warm was.
3. Vertel wat voor sport je doet.
4. Vertel dat je het leuk vindt.

Neem afscheid.

A1A

le verbe faire

• Je fais du sport: du foot, de la danse, de la natation....
• Je fais du piano
• Je fais les courses (ik doe de boodschappen)
• Je fais la cuisine (ik kook)
• Je fais du shopping 
• Je fais mes devoirs
• Je fais un voyage (ik reis)
• Je fais une photo

Il fait beau, il fait chaud, il fait froid, il fait 28 degrés

Correction exercice 17a

1. Gaël maakt nu zijn huiswerk.
2. En  jij, je hebt je huiswerk gisteren gemaakt.
3. En jullie, hebben jullie al jullie huiswerk gemaakt?
4. Ik, ja maar Roan maakt nooit zijn huiswerk.

Correction exercice 17c

1. PC
2. FP
3. P
4. FP
5. PC

Correction exercice 17d

1. Nina a fait de la danse.
2. J'ai fait mes devoirs.
3. Toi et Ryan ont fait une présentation.
4. Mes amis ont fait la cuisine.
5. Tu as fait du sport.
6. Nous avons fait la fête.

Correction exercice 17e

1. Wij hebben paard gereden
2. Het is mooi weer
3. Je maakt nooit schoon
4. Mijn zus gaat reizen
5. Het kost 25 euro
6. Let op de auto!

Correction exercice 17f

1. Je vais faire du shopping.
2. Mes amis font du tennis.
3. Je vais faire mes devoirs samedi.
4. Heb je al in Frankrijk gereisd? 

On lit - page 93