KNM instanties

KNM instanties
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapSpeciaal OnderwijsLeerroute 3

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

KNM instanties

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een gemeente?
A
een stad
B
een dorp
C
een klein stukje van een provincie

Slide 2 - Quizvraag

Wat is de BRP?
A
een plaats waar je werk kunt vinden
B
het registratiesysteem van de gemeente
C
een afdeling van de gemeente

Slide 3 - Quizvraag

de BRP 
- Basis Registratie Personen. 
- is een databank van de Nederlandse overheid die persoonsgegevens bevat van alle inwoners van Nederland en van personen die buiten Nederland wonen, maar een relatie hebben met Nederland

Slide 4 - Tekstslide

Wat moet je melden bij de gemeente?
(3 antwoorden)
A
als je gaat scheiden
B
als je van baan verandert
C
als je gaat verhuizen
D
als je een kind krijgt

Slide 5 - Quizvraag

Als je gaat scheiden/ verhuizen of een kind krijgt, 
die informatie komt ook in de BRP van de gemeente staan

Slide 6 - Tekstslide

Wat doe je als je identiteitskaart gestolen is?
A
je doet aangifte bij de gemeente
B
je doet aangifte bij de politie
C
allebei

Slide 7 - Quizvraag

Je was je identiteitskaart kwijt. Je hebt aangifte gedaan. Maar je vindt de kaart weer. Wat dan?
A
Je meldt het bij de gemeente en gebruikt je kaart weer
B
De gemeente neem je kaart in. Je hebt een nieuwe nodig.
C
je doet niets.

Slide 8 - Quizvraag

Wat is naturaliseren?
A
je bent geslaagd voor je inburgeringsexamen
B
je krijgt de Nederlandse nationaliteit
C
je trouwt met een NL man/ vrouw

Slide 9 - Quizvraag

Je vraagt de naturalisatie aan bij de gemeente en de IND (immigratie naturalisatie dienst) beslist daarover. 

Slide 10 - Tekstslide

Wat moet je doen als je in je tuin een boom moet weg halen?
A
een vergunning bij de gemeente vragen
B
aan de buren vragen of het in orde is dat je een boom weghaalt
C
gewoon boom weghalen. Het is toch jouw tuin

Slide 11 - Quizvraag

Welke uitkering vraag je bij de gemeente aan?
A
werkloosheidsuitkering
B
bijstandsuitkering
C
AOW

Slide 12 - Quizvraag

AOW - algemene ouderdomswet = 
basis pensioen van de Nederlandse Overheid. (bij de sociale verzekeringsbank aanvragen) 
Werkloosheidsuitkering = UWV 

Slide 13 - Tekstslide

Wie is verplicht om een legitimatiebewijs bij zich te dragen?
A
iedereen vanaf 14 jaar
B
iedereen vanaf 16
C
iedereen vanaf 18

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een misdrijf?
A
als je dronken op straat loopt
B
als je een prullenbak kapot maakt
C
als je een zak drop uit de supermarkt steelt

Slide 15 - Quizvraag

dronken op straat lopen of een prullenbak kapot maken = overtredingen (het is minder erg dan misdrijf) 

Slide 16 - Tekstslide

wie is een dader?
A
iemand die veel dingen doet
B
iemand die iets gedaan heeft dat niet mag

Slide 17 - Quizvraag

Wie is een slachtoffer?
A
iemand die een misdrijf oplost
B
iemand dat iets gedaan heeft dat niet mag
C
iemand bij wie een misdrijf is gepleegd

Slide 18 - Quizvraag

Wat kan je doen als je een slachtoffer bent?
A
de dader proberen te vinden
B
aangifte doen bij de politie
C
naar de gemeente gaan

Slide 19 - Quizvraag

Wanneer bel je 0800-8844
A
bij spoedgevallen
B
bij politiezaken die geen spoed hebben
C
als je een dokter belt

Slide 20 - Quizvraag

Waar gebruikt de overheid je belastinggeld voor?
A
voor uitkeringen
B
voor scholen
C
voor politie
D
voor snelwegen

Slide 21 - Quizvraag

Hoe veel belasting moet je betalen in Nederland?
A
30%
B
40%
C
dat hangt van je inkomen af

Slide 22 - Quizvraag

Hoe vaak doe je belastingaangifte?
A
2 keer per jaar
B
1 keer per jaar
C
1 keer per 1 jaar

Slide 23 - Quizvraag

Wat is een BSN?
A
het administratiesysteem van de gemeente
B
het administratiesysteem van de belastingdienst
C
je eigen persoonlijke nummer

Slide 24 - Quizvraag

BSN 
Burger Service Nummer (je eigen persoonlijke nummer)

Slide 25 - Tekstslide

Wat heb je nodig om belastingaangifte te doen?

Slide 26 - Open vraag

Hoe heet het inkomstenoverzicht wat je jaarlijks krijgt van je werk of uitkeringsinstantie?
A
jaaropgaaf
B
loonstrook
C
inkomstenoverzicht

Slide 27 - Quizvraag

Wat is "in termijnen betalen"?
A
je betaalt niet in 1 keer, maar in meerdere keren
B
je betaalt alles in 1 keer om korting te krijgen
C
je betaalt via automatische incasso

Slide 28 - Quizvraag

Wat zijn "toeslagen"?
A
geld dat je extra moet betalen
B
geld dat je terugkrijgt
C
het geld dat je betaalt voor kinderopvang

Slide 29 - Quizvraag

Waar moet je toeslagen aanvragen?
A
bij de gemeente
B
bij UWV
C
bij de belastingdienst

Slide 30 - Quizvraag

Noem een paar voorbeelden van toeslagen

Slide 31 - Open vraag

Wat is kwijtschelding?
A
belasting die je niet hoeft te betalen
B
belasting die je moet betalen
C
geld dat je krijgt omdat je weinig inkomsten hebt

Slide 32 - Quizvraag

kwijtschelding 
kwijt = hoeft niet; 
je hoeft dat niet te betalen omdat je te weinig geld hebt 

Slide 33 - Tekstslide

Wat zijn voorbeelden van gemeentelijke belasting?

Slide 34 - Open vraag

Wie kan je helpen als je problemen hebt met de overheid?
A
de politie
B
de Nationale Ombudsman
C
de vakbond

Slide 35 - Quizvraag

Wat moet je eerst doen voordat je hulp bij de ombudsman vraagt?
A
klacht indienen bij de overheid
B
aangifte doen bij de politie
C
niks. je kunt gelijk naar de ombudsman

Slide 36 - Quizvraag

Is advies van het Juridisch Loket gratis?
A
ja
B
nee
C
soms

Slide 37 - Quizvraag

Het Juridisch Loket
 is een stichting die gratis juridisch advies geeft aan mensen met een laag inkomen. Het Juridisch Loket helpt met juridische vragen en problemen op verschillende gebieden, zoals wonen, werk, familie, politie en justitie, aankopen, schulden en incasso. Het Juridisch Loket kan ook doorverwijzen naar een advocaat of mediator bij complexe problemen

Slide 38 - Tekstslide

Wat moet je eerst doen als je last hebt van discriminatie?
A
naar een antidiscriminatiebureau gaan
B
naar de politie gaan
C
proberen te praten met mensen die jou discrimineren

Slide 39 - Quizvraag

Wat doet het College voor de Rechten van de Mens?

Slide 40 - Open vraag

Waar kan je hulp vragen als je problemen hebt met de buren?
A
bij de gemeente
B
bij de nationale ombudsman
C
bij een maatschappelijk werker

Slide 41 - Quizvraag

Waar kan je hulp krijgen als je problemen hebt met het opvoeden van je kind?
A
maatschappelijk werk
B
jeugdzorg
C
Juridisch Loket

Slide 42 - Quizvraag

Jeugdzorg 
is voor kinderen tot 18 jaar 

Slide 43 - Tekstslide

Je ziet een ongeluk. Een politieagent vraagt je iets over het ongeluk. Hij vraagt je identiteitsbewijs. Wat kan je het beste laten zien?
A
bankpasje
B
bibliotheekpasje
C
rijbewijs
D
ID kaart

Slide 44 - Quizvraag

Je moet belasting betalen. Maar je hebt geen geld. Wat kan je het beste doen?
A
belastingdienst vragen of je later kan betalen
B
geld lenen bij de bank
C
wachten tot belastingdienst contact met je opneemt

Slide 45 - Quizvraag

Je help je buurvrouw bij de administratie. Je vindt dat haar zorgverzekering te duur is. Je zegt dat zij zorgtoeslag kan aanvragen. Waar kan zij zorgtoeslag aanvragen?
A
bij de belastingdienst
B
bij de gemeente
C
bij de politie

Slide 46 - Quizvraag

Je vrienden praten over naturalisatie. Ze willen naturalisatie aanvragen. Waar kunnen ze het beste naartoe?
A
naar de bibliotheek
B
naar de gemeente
C
naar de politie

Slide 47 - Quizvraag

Je bent geslaagd voor je rijexamen. Je hebt je rijbewijs nog niet aangevraagd. Mag je autorijden?
A
dat mag alleen als er iemand naast je zit
B
Dat mag
C
Dat mag niet

Slide 48 - Quizvraag

Je hebt rijbewijs. Je koopt een auto. Je wilt een parkeervergunning voor de straat waar je woont. Waar moet je een parkeervergunning aanvragen?
A
bij de gemeente
B
bij de politie

Slide 49 - Quizvraag

Je hebt een rijbewijs. Je gaat naar de winkel. Je buurman zegt "laat je rijbewijs maar thuis!" Wat kan je het beste zeggen?
A
Ja, dan kan ik het niet kwijtraken
B
Ja, ik heb het in mijn woonplaats toch niet nodig
C
Nee, als er controle is, moet ik het laten zien

Slide 50 - Quizvraag

Je rijdt naar school. Onderweg moet je stoppen voor een alcoholcontrole. De politie zegt dat je in een meetapparaat moet blazen. Wat zeg je?
A
Ja, dat is goed
B
nee, want ik drink nooit
C
Nee, want ik heb weinig alcohol gedronken

Slide 51 - Quizvraag

Goed gedaan!

Slide 52 - Tekstslide