NAH contextdag

NAH contextdag
Donderdag 2 oktober
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

NAH contextdag
Donderdag 2 oktober

Slide 1 - Tekstslide

Gastles Petra/Robert
Beschrijf 1 woord

Slide 2 - Woordweb

Wat gaan we doen?
  • Filmpje + vragen
  • Theorie NAH
  •  Filmpje
  • Spellen
  • Kahoot quiz
  • Afsluiting

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Vragen filmpje
1. Wat is de naam voor beschadiging aan de hersenen?
2. Heeft NAH altijd hetzelfde gevolg ja/nee, waarom? 
3. Er zijn twee verschillende oorzaken van NAH, welke zijn dat? + voorbeeld 
4. Wat kunnen de gevolgen zijn van verlies hersenletsel? 
5. Wat is belangrijk voor iemand met NAH? Zodat de prikkelverwerking goed/beter verloopt 
6. Wat is er soms niet in balans bij mensen met NAH? + voorbeeld 
7. Impulscontrole (gas/rem pendaal) uit balans. Wat is goed om je te realiseren als begeleider? 

Slide 5 - Tekstslide

Traumatisch hersenletsel
Bij traumatisch hersenletsel is het letsel ontstaan door een oorzaak buiten het lichaam. Voorbeelden zijn: een val van een trap, een botsing in het verkeer of een harde klap op het hoofd bij een vechtpartij.​


De oorzaken kunnen als volgt worden ingedeeld​
Zonder schedelletsel:​
  • (Verkeers)ongeval;​
  • val; ​
  • zwaar voorwerp tegen het hoofd; ​
  • klap tegen het hoofd; ​
  • shaken baby-syndroom.
Met schedelletsel: ​
  • Binnendringen van botgedeeltes als gevolg van schedelbreuk;​
  • binnendringen van een voorwerp, zoals een kogel, steekwapen of ijzeren voorwerp.









Slide 6 - Tekstslide

Niet-traumatisch hersenletsel
Niet-traumatisch hersenletsel ontstaat door een proces in het lichaam. ​


Voorbeelden van niet-traumatisch hersenletsel zijn:​
Cerebro Vasculair Accident (CVA):​
  • herseninfarct (afsluiting bloedvat);​
  • hersenbloeding;​
Infectie aan de hersenen:​
  • hersenen (encefalitis);​
  • hersenvliezen (meningitis);​
Gezwel/tumor;







Slide 7 - Tekstslide

Vervolg niet traumatisch letsel
vergiftiging/intoxicatie (drugs, alcohol);​

zuurstofgebrek (hypoxie/anoxie), ten gevolge van:​
  • hartstilstand;​
  • bijna-verdrinking;​
  • afsluiting luchtpijp;​
  • rookvergiftiging;​
epilepsie;​
waterhoofd/hydrocephalus;​
stofwisselingsaandoeningen;







Slide 8 - Tekstslide

Tom (20) valt hard van zijn skateboard en komt met zijn hoofd op de stoep terecht. Daarna is hij even buiten bewustzijn en voelt zich verward.
A
Traumatisch
B
Niet-traumatisch

Slide 9 - Quizvraag

Mevrouw Jansen (72) krijgt plots een scheve mond en kan niet meer goed praten. In het ziekenhuis blijkt dat ze een beroerte heeft gehad.
A
Traumatisch
B
Niet-traumatisch

Slide 10 - Quizvraag

Sanne (23) ademt te lang koolmonoxide in door een kapotte kachel. Ze wordt duizelig en verward. In het ziekenhuis blijkt haar hersenen tijdelijk te weinig zuurstof te hebben gekregen.
A
Traumatisch
B
Niet-traumatisch

Slide 11 - Quizvraag

Zichtbare gevolgen
Lichamelijke gevolgen

  • Verlamming:​
           - verlamming van één zijde van het lichaam.​
           - gedeeltelijke verlamming of verlies van spierkracht aan één zijde van het lichaam.​
  • Eén helft van het gezichtsveld is uitgevallen. De oorzaak ligt in de hersenbeschadiging, er is niets mis met de ogen.​
  • Incontinentie of niet goed uit kunnen plassen.​
  • Epilepsie: de grootste kans hierop bestaat in de eerste maanden na een beroerte. De aanvallen kunnen zowel geheel als gedeeltelijk zijn.





Slide 12 - Tekstslide

Onzichtbare gevolgen​
Cognitieve gevolgen: (alles wat we weten en kunnen)​

  • Aandacht- en concentratiestoornissen:
    moeite met concentreren en verdelen van aandacht; tragere snelheid van denken en informatieverwerking.​
  • Overgevoeligheid voor externe prikkels:
    overgevoelig voor geluid en licht.​
  • Geheugenstoornissen:
    opgeslagen informatie niet meer (goed) kunnen oproepen; problemen met opslaan van informatie in het korte termijn- en/of langetermijngeheugen, voorwerpen of gezichten niet meer kunnen herkennen ​
  • Stoornissen in de planning en uitvoering van doelgerichte activiteiten:
    problemen met het formuleren van doelen; moeite met meervoudige dagelijkse activiteiten zoals koffiezetten of koken.​
  • Constante vermoeidheid:
    70% van de getroffenen heeft last van vermoeidheid, die ongewoon en extreem is. Deze vermoeidheid kan niet in verband gebracht worden met inspanning en is van lange duur.




Slide 13 - Tekstslide

Gevolgen op gebied van communicatie
  • Taalstoornissen:
    moeite met vinden van woorden, problemen met het vormen of begrijpen van taal (afasie); gebruik van rare woorden en zinnen; gebruik van lange zinnen of te veel praten; informatie letterlijk nemen in plaats van figuurlijk.​
  • Spraakstoornissen:
    als de spieren van de mond verlamd zijn of niet gecoördineerd kunnen bewegen, wordt de spraak moeilijk verstaanbaar 

Slide 14 - Tekstslide

Gedragsmatige gevolgen
  • Niet kunnen leren van ervaringen:
    Geen of verminderd ziekte-inzicht kan leiden tot overmoedig en riskant gedrag; zelfoverschatting.​
  • Verstoorde controle:
    Ongeduldig; impulsief; rusteloos of gejaagd; prikkelbaar; agressief.​
  • Verlies van zelfredzaamheid:
    Dit kan leiden tot terugtrekking en weinig initiatief.


Slide 15 - Tekstslide

Emotionele gevolgen
  • Direct resultaat van de schade die de beroerte aan de hersenen heeft veroorzaakt:
    Vaak is er een depressieve stemming, soms een overmatige vrolijkheid. Andere karakterveranderingen die kunnen optreden: sociaal onaangepast gedrag; vloeken en agressiviteit; snel huilen; verhoogde prikkelbaarheid; veranderd gevoel voor humor.​

 ​
  • Reactie van de getroffene op de klachten en/of op de reacties van de omgeving:
    Voorbeelden zijn: gebrekkig zelfvertrouwen; somberheid en depressie; onzekerheid; angst voor het optreden van een nieuwe beroerte; gevoelens van frustratie en machteloosheid

Slide 16 - Tekstslide

Kleine pauze

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Spellen

Slide 19 - Tekstslide

Spel 1
Spiegelen: verstoorde oog-hand functie:



  • Zet de spiegel op zijn kant zodat je aan twee kanten kunt schrijven
  • Aan elke kant van de spiegel zit(ten) 1 of 2 persoon/personen 
  • Deze persoon kijkt in de spiegel en tekent/schrijft zo wat de ander benoemt
  • Schrijf je naam zo, dat je het in de spiegel kunt lezen

Wissel af met elkaar zodat iedereen de gelegenheid heeft om te ervaren met tekenen/schrijven

Benodigdheden
  • 2 spiegels
  • Papier
  • Pen/stift






Slide 20 - Tekstslide

Spel 2
Blokken stapelen: verstoorde spierfunctie:



  • In duo’s. Knip twee gelijke touwen van ongeveer een meter, bind deze aan beide pols van de ander.
  • Een gaat aan tafel zitten met de blokken voor zich, de ander staat erachter met de touwen in zijn handen (of wanneer je met drie bent, beide 1 kant vasthouden)
  • Probeer nu blokken te stapelen terwijl de ander voorzichtig aan de touwen trekt 

Benodigdheden
  • Blokken
  • Wol

Slide 21 - Tekstslide

Spel 3
Cadeautje uitpakken: fijne motoriek:



  • Trek ovenhandschoenen aan
  • Probeer om de beurt het cadeautje voorzichtig uit te pakken
(probeer het papier zo min mogelijk te scheuren)
  • Jullie hebben 10 minuten de tijd om allemaal 1 keer inpakpapier eraf te halen 

Benodigdheden
  • Oven handschoenen 2 paar
  • Cadeautjes 2x


Slide 22 - Tekstslide

Spel 4
Woordenspel: Woordvindstoornis, versleuteld woordspel
  • Op het kaartje zie je aan de ene kant het 'juiste' woord staan en aan de andere kant hetzelfde woord maar anders geschreven
  • 1 persoon ziet de juiste kant, de rest de andere kant. Zij moeten raden wat het juiste woord is

Benodigdheden:
  • Kaartjes met versleutelde woorden

Slide 23 - Tekstslide

5 spellen
  •  Spel 1 : 2x
  • Spel 2 : 2x
  • Spel 3: 2x
  • Spel 4: 2x 

Totaal 8 groepjes, 4 rondes van 8 minuten
timer
8:00

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Link

Bedankt voor jullie aandacht!
Pak 3 notitieblaadjes van de stapel:
  1.  Schrijf op wat je vandaag hebt geleerd
  2. Schrijf een top op voor deze les
  3. Schrijf een tip op voor deze les

Slide 26 - Tekstslide