Toptaal A0A1 28 oktober

Wat gaan we vandaag doen? 

- Het huiswerk nakijken
- De woorden van 7.1 2n 7.2 oefenen
- Verkleinwoorden
- zinsconstructie
- Thema 7, deel 3
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat gaan we vandaag doen? 

- Het huiswerk nakijken
- De woorden van 7.1 2n 7.2 oefenen
- Verkleinwoorden
- zinsconstructie
- Thema 7, deel 3

Slide 1 - Tekstslide



De woorden van 7.1 en 7.2

Slide 2 - Tekstslide

Wat is dit?
A
belpijn
B
buipijn
C
buikpijn
D
bellypijn

Slide 3 - Quizvraag

Doet je voet pijn? Ja, hij doet .................. veel pijn!
A
erg
B
maar
C
zin
D
tussen

Slide 4 - Quizvraag

Hoe lang ...................... een afspraak op het spreekuur?
A
morgen
B
meer
C
nou
D
duurt

Slide 5 - Quizvraag

Paul heeft een fout gemaakt. Het ................... hem ontzettend.
A
verzet
B
spijt
C
vraag
D
blijft

Slide 6 - Quizvraag

Heb jij wel eens ................... met jouw zus?
A
morgen
B
hoe lang
C
mogelijk
D
ruzie

Slide 7 - Quizvraag

Wat gebeurt er? .......... ik heb een glas gebroken.
A
Pijn,
B
Vrij,
C
Nou,
D
Lijn,

Slide 8 - Quizvraag

Waar heb je last van? = Wat zijn jouw .................?
A
vraag
B
keelpijn
C
klachten
D
medicijn

Slide 9 - Quizvraag

Dustin heeft ...................... Hij heeft buikpijn en moet vaak naar de wc.
A
keelpijn
B
de rug
C
diarree
D
meer

Slide 10 - Quizvraag



Dictee

Slide 11 - Tekstslide

Welk woord hoor je? Schrijf op!

Slide 12 - Open vraag

Welk woord hoor je? Schrijf op!

Slide 13 - Open vraag

Welk woord hoor je? Schrijf op!

Slide 14 - Open vraag

Welk woord hoor je? Schrijf op!

Slide 15 - Open vraag

Welk woord hoor je? Schrijf op!

Slide 16 - Open vraag

Welk woord hoor je? Schrijf op!

Slide 17 - Open vraag

Welk woord hoor je? Schrijf op!

Slide 18 - Open vraag

Welk woord hoor je? Schrijf op!

Slide 19 - Open vraag

Verkleinwoorden

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Tekst

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Wat is het verkleinwoord van de tafel?

Slide 24 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van het boek?

Slide 25 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord voor de auto?

Slide 26 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van het idee?

Slide 27 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van het raam?

Slide 28 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van de la?

Slide 29 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord voor het dorp?

Slide 30 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord?
de knie

Slide 31 - Open vraag

schrijf het verkleinwoord

Slide 32 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van de lepel?

Slide 33 - Open vraag



Inversie

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

je krijgt inversie als de zin begint met:

Een bepaling van tijd
Morgen ga ik naar de dokter.

Bepaling van plaats
Daar ligt de kerktoren van Goes

Ander zinsdeel dat informatie geeft
Druipend van de regen komt ze binnen.

Slide 36 - Tekstslide

Welke zin is goed?
A
Morgen ik zal de boodschappen doen.
B
Morgen zal ik de boodschappen doen.
C
Morgen doen ik de boodschappen zal.
D
Ik morgen de boodschappen zal doen.

Slide 37 - Quizvraag

Welke zin is goed?
A
Misschien de buren gaan verhuizen.
B
De buren gaan verhuizen misschien.
C
De buren verhuizen misschien gaan.
D
Misschien gaan de buren verhuizen.

Slide 38 - Quizvraag

Welke zin is goed?
A
In Groningen veel jongeren willen studeren.
B
Veel jongeren in Groningen willen studeren.
C
In Groningen willen veel jongeren studeren.
D
Veel jongeren studeren willen in Groningen.

Slide 39 - Quizvraag

Welke zin is goed?
A
De apen in de Apenheul lopen los.
B
In de Apenheul de apen lopen los.
C
De apen lopen los in de Apenheul.
D
In de Apenheul de apen loslopen.

Slide 40 - Quizvraag

Slide 41 - Tekstslide