001b Spaans

welkom
Bienvenido
a
la segunda clase
de
español.
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

welkom
Bienvenido
a
la segunda clase
de
español.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

(land)kaart van de Spaanssprekende landen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

idiomas, lenguas = talen
comunidades autónomas = 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

hoy = vandaag
  • terugblik op les 1
  • woorden herkennen en uitspreken
  • klinkers en medeklinkers in het Spaans 
  • klemtoon in Spaanse woorden
  • enkelvoud en meervoud van zelfstandige naamwoorden
  • mannelijke en vrouwelijk zelfstandige nw en lidwoorden 
  • woordenschat en uitspraak oefenen

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

habilidades

leer
escuchar
hablar
conversaciones
escribir
vaardigheden

lezen
luisteren
spreken
gesprekken
schrijven

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

je leert meer als je combineert

Slide 6 - Tekstslide

In de vorige les: 
lezen, luisteren (+ kijken) - begrijpen 
luisteren / spreken / gesprek voeren - uitspraak 

leer = lezen
In het Spaans kom je veel woorden tegen die op Engelse woorden lijken, bijvoorbeeld ... 
aeropuerto
animal
importante 
conversación
actor/actriz

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spaanse woorden uitspreken ...
is best wel gemakkelijk. 
Je zegt wat er staat, bijvoorbeeld   a e r o p u e r t o 
Maar, ...
let op de volgende letters 
c, j, ñ, r, u, v, y, z
h, qu

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vocales:  a  e  i  o u 
cero 
uno dos tre
cuatro cinco seis 
siete ocho nueve 
diez 

Slide 9 - Tekstslide

In het Spaans zijn de klinkers kort. 
Lange klinkers zoals in het Nederlands komen niet voor. Geen aa ee oo uu .

Slide 10 - Video

Deze slide heeft geen instructies

conconantes difíciles 
cero
uno dos tres
cuatro cinco seis
siete ocho nueve
diez 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

más consonantes
gol      /   gerente
hola   /   hotel
jirafa  /   jota
llegar /   lleno
niño   /   niña
Qué?  /   Quién?
llave   /   lluvia 
zumo /   zeta
meer medeklinkers
=  goal / manager
=  hola / hotel
=  giraffe / j
=  aankomen / vol
=  jongetje/meisje
=  Wat? / Wie?
=  sleutel / regen
=  sap / z

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Link

Deze slide heeft geen instructies

énfasis

camino
semana

teléfono
música
presentación
profesor
klemtoon 

weg
week 

telefoon 
muziek
presentatie
leraar

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

énfasis

caminos
semanas

teléfonos

presentaciones
hoteles 
klemtoon 

wegen
weken 

telefoons 

presentaties
hotels

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Malaga

Cordoba

Avila

Madrid

Caceres

Málaga 

Córdoba 

Ávila 

Madrid

Cáceres

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Qué necesitas? (Wat heb je nodig?)

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

opdracht 001b
bepaald lidwoord + zelfstandig naamwoord
el  aeropuerto 

onbepaald lidwoord +zelfstandig naamwoord 
un  aeropuerto

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

meervoud van zelfstandige naamwoorden
zelfst nw die eindigen op een klinker: + s
chico   -   chicos 
chica   -   chicas 
restaurante   -   restaurantes 
zelfst nw die eindigen op een medeklinker: + es 
hopital   -   hospitales 
profesor   -   profesores 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

un aeropuerto
un concierto
un desierto
un helicóptero
un hipopótamo
un minuto
un monumento
un museo
un palacio
un teatro
un teléfono
una bicicleta
una familia
una fiesta
una oficina
una paella
una celebración
una construcción
una introducción
una televisión

Zelfstandige naamwoorden die op een -o eindigen zijn vrijwel altijd mannelijk.
Zelfstandige naamwoorden die op een -a of -ión eindigen zijn vrijwel altijd vrouwelijk. 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

un  animal
un  elefante
un  hospital
un  hotel
un  parque
un  pasaporte
un  profesor
un  taxi
un  tomate
una  catedral

una  foto (!)



woorden die op een andere klinker                of 
op een medeklinker 
                                                   eindigen

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

un chico
unos chicos
el chico
los chicos

una chica
unas chicas
la chica 
las chicas


een jongen
enkele jongens
de jongen
de jongens 

een meisje
enkele meisjes 
het meisje
de meisjes

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

escribir = schrijven
opdrachten in de klas*,  pen + papier: 001c, 001d

opdracht op ItsLearning: 001e


*als je niet in de les bent, maak dan de opdrachten op ItsLearning

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Qué es? (Wat is het?)
Korte zinnen maken. Kijk naar de voorbeelden. 

Es   un aeropuerto.                      Het is   een luchthaven. 
Es   un museo.                               Het is   een museum.

Es   una bicicleta.                         Het is   een fiets. 
Es   una fiesta.                               Het is   een feest.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Qué hay? (Wat is er?)
Korte zinnen maken. Kijk naar de voorbeelden. 

Hay   un aeropuerto.                      Er is   een luchthaven. 
Hay   un museo.                               Er is   een museum.

Hay   una bicicleta.                         Er is   een fiets. 
Hay   una fiesta.                               Er is   een feest.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Qué hay? (= ? )
Korte zinnen maken. Kijk naar de voorbeelden. 

Hay   dos aeropuertos.                      Er zijn 2 luchthavens. 
Hay   tres museos.                               Er zijn 3 musea.

Hay   cuatro bicicletas.                      Er zijn 4 fietsen. 
Hay   cinco fiestas.                              Er zijn 5 feesten.

Slide 26 - Tekstslide

Het Spaanse meervoud is heel wat makkelijker dan in het Nederlands. 
Kijk naar de verschillen.
Qué hacer? (= Wat doen?)

practicar en voz alta = hardop oefenen 

palabras = woorden
frases = zinnen

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

chocolate
Estados Unidos
fútbol
México
noviembre

España
Europa
historia
información turística
inteligencia artificial
islas
jirafas
máquinas

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies