K1 H5 Woordenschat

GIDS NEDERLANDS
INFORMATIE VOOR LESSEN NEDERLANDS
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Introductie

Spellingscursus Methode: SCORE Taal 0F, module 1 en module 2 Uitleg, voorbeelden, instructie, oefenen en nabespreken

Instructies

Deze spellingscursus omvat Score 0F module 1 en 2.  
U kunt de cursus verdeeld over enkele weken aan bod laten komen. 
U activeert voorkennis en u bespreekt onderdelen waarmee leerlingen moeite hebben. Leerlingen oefenen tussendoor zelfstandig met de stof in SCORE.
 
Onderwerp: Van een zelfstandig naamwoord kun je nieuwe woorden maken. Dat kan door ze te combineren, of door er iets voor of achter te zetten. Je kunt een bestaand woord ook in het enkelvoud of meervoud zetten. Sommige woorden kun je veranderen door met een 'hoge komma'.

Inhoud:
1 Samenstellingen
2 Voorvoegsels
3 Achtervoegsels
4 Hoge komma 
5 Meervoud op -en, -s, -'s

U kunt deze les delen met leerlingen die niet bij de les aanwezig waren.

Onderdelen in deze les

GIDS NEDERLANDS
INFORMATIE VOOR LESSEN NEDERLANDS

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

DOEL

Herkennen van:

- samengestelde woorden

- woorden met voorvoegsels
- woorden met achtervoegsels

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke woorden ken je die
een combinatie zijn van twee woorden?

Slide 3 - Woordweb

Het gaat om voorbeelden van een samenstelling.
Bijvoorbeeld: voetbal
1. voetbalwedstrijd

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. voetbalwedstrijd 
Woorden die bestaan uit twee of meer woorden, heten samenstellingen.

Je schrijft samenstellingen aan elkaar. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden

 zwemparadijs
boekenkast
sportdag  
lampenkap
fietsenrek 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke twee woorden kun je maken met de woorden taart, foto, vorm en lijstje?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke twee woorden kun je maken met de woorden computer, haar, spel en band?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke twee woorden kun je maken met de woorden magnetron, maaltijd, kaartje en concert?

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


2. ondiep 


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In welke stukjes kan je het woord ondiep opbreken?

Slide 11 - Woordweb


2. ondiep 
Er bestaan veel woorden met be-, ge-, her-, on(t)-, ver-, wan-, en aarts- ervoor.

Deze korte stukjes zijn voorvoegsels, je schrijft ze altijd op dezelfde manier.
 

Slide 12 - Tekstslide

Voorvoegsels zet je altijd voor een woord, zoals het woord  zelf al aangeeft: voorvoegsel. Het gaat dus om het eerste deel van een woord.



Voorbeelden 
gezang
beantwoorden
herzien
ontcijferen
vergeven
wangedrag
aartsrivaal 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak de juiste combinaties van de
volgende voorvoegsels en woorden:
her, wan, hoop, kansen

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak de juiste combinaties van de
volgende voorvoegsels en woorden:
be, ver, kijken, branden

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak de juiste combinaties van de
volgende voorvoegsels en woorden:
ont, ge, ploffen, zaag

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


3. vrolijk 


Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. vrolijk 
Er zijn veel woorden met -heid, -lijk, -ing, -ig, 
 -er, -erd, -aar, -aard, -baar, -rik of -isch erachter. 

Deze korte stukjes zijn achtervoegsels, je schrijft ze altijd op dezelfde manier. 

Slide 18 - Tekstslide

achtervoegsels zet je altijd achter een woord, zoals het woord zelf al aangeeft: achtervoegsels. Het gaat dus om het laatste deel van een woord.

Voorbeelden 
blijheid
duidelijk
afdeling
aardig
aansteker
eigenaar
aaibaar
fantastisch

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke woorden horen bij elkaar? Maak koppeltjes van twee woorden: verliefd, bereiken, verliefdheid, bereikbaar.

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke woorden horen bij elkaar? Maak koppeltjes van twee woorden: armoede, beginner, armoedig, beginnen.

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

GELEERD
    Herkennen van:
    1. samenstellingen (voetbalwedstrijd)
    2. voorvoegsels (ondiep)
    3. achtervoegsels (vrolijk)


    Slide 22 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Wat wist je al?

    Slide 23 - Open vraag

    Deze slide heeft geen instructies

    Wat heb je geleerd?

    Slide 24 - Open vraag

    Deze slide heeft geen instructies

    GIDS NEDERLANDS
    INFORMATIE VOOR LESSEN NEDERLANDS

    Slide 25 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies