4H thema 4 bs 3 De evolutietheorie + bs 4 evolutie in populaties

De evolutietheorie
Havo 4
Thema 4
BS 3
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

De evolutietheorie
Havo 4
Thema 4
BS 3

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Leerdoel
  • Je kunt uitleggen wat de neodarwinistische evolutietheorie inhoudt.

Programma
  1. Feiten of fabels
  2. De evolutietheorie
  3. Zelf werken

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Evolutietheorieën
Creationisme:
  • de aarde en organismen zijn geschapen
  • sommige organen te ingewikkeld om  door evolutie te zijn ontstaan --> intelligente schepper
Lamarck (1744-1829):
  • eigenschappen veranderen tijdens leven individu
  • veranderde eigenschap wordt doorgegeven
Darwin (1809-1882):
  • On the origin of species (1859) --> evolutietheorie
Gregor mendel (1822-1884)

DNA bevat alle erfelijke eigenschappen
  • Voor het eerst ontdekt in 1871
  • Structuur pas ontdekt in 1953

Slide 5 - Tekstslide

Neodarwinistische evolutietheorie
  • Genetische variatie
  • Mutaties
  • Selectiedruk
  • Natuurlijke selectie / survival of the fittest
  • Fitness
  • geologische isolatie

Slide 6 - Tekstslide

Mutaties
  •  Toevallige veranderingen in het DNA van een organisme
  • Heel normaal, hele tijd door bij replicatie (kopiëren) van DNA
  • Mutaties hebben bijna nooit effect op organisme, maar:
  • Door mutatie op mutatie kunnen eigenschappen van organismen wel veranderen.
  • Drijvende kracht achter Evolutie!

Slide 7 - Tekstslide

Evolutie
  • Verschillen in genotypen door mutaties --> ontstaan allelen --> genetische variatie

  •  Natuurlijke selectie = organismen met gunstige eigenschappen overleven en hebben meer kans om zich voort te planten dan organismen met 'ongunstige eigenschappen'

  • Survival of the fittest = Organismen die beter kunnen overleven, kunnen zich voortplanten. Hierdoor gaat een soort steeds beter passen in zijn omgeving

  • Overerving van de 'goede eigenschappen

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld van evolutie

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld van evolutie

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld van evolutie

Slide 11 - Tekstslide

Evolutie
Selectiedruk = invloed van milieufactoren op genetische variatie.
  • hoger --> minder variatie
  • lager --> overleving voor iedereen makkelijker

Fitness = voortplanting geschiktheid doordat het organisme het beste is aangepast.
Fitness is afhankelijk van het milieu.

Adaptatie = aanpassing

Slide 12 - Tekstslide

Het veranderen van een soort
  • Niet alle individuen van dezelfde soort zijn gelijk (genetische variatie).
  • Die het beste passen in de omstandigheden en in het gebied hebben op dat moment meer overlevingskans.
  • Ook meer kans op voortplanting, dus om dit door te geven aan nakomelingen.
  • Na vele jaren zie je deze variant van de soort (bijna) alleen nog maar en zijn andere varianten (bijna) verdwenen).

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Evolutie laatste tijd?
Bijvoorbeeld de berkenspanner. Berkenbomen zijn wit, maar in vervuilde omgevingen worden de stammen zwart.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Soortvorming
  • geografisch:  doordat twee populaties van elkaar gescheiden worden
  • in zelfde gebied :
    geen voorplanting door mutaties, verschil baltsgedrag

Slide 18 - Tekstslide

Oorzaken van reproductieve isolatie
Geografische isolatie.
Ontstaan van bergen
rivieren 
Flinke bosbrand
Ontstaan van eilanden bijv vulkanische


Slide 19 - Tekstslide

geografische isolatie

Slide 20 - Tekstslide

Micro-, macro- en co-evolutie
Micro-evolutie: verandering van allelfrequenties in een populatie
Macro-evolutie: ontstaan van nieuwe soorten
Co-evoluite:een evoluerende soort beïnvloedt de evolutie van een andere soort

Slide 21 - Tekstslide

4.4 Evolutie in populaties

Slide 22 - Tekstslide


'Soort'  vs.  'Populatie' 

Allelfrequentie 

Seksuele selectie
Genetic Drift
4.4 Evolutie in populaties

Slide 23 - Tekstslide

Definities
Soort = organismen die op natuurlijke wijze onderling vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen.  (bijv. honden)


Hoe zit het met de lijger?

Slide 24 - Tekstslide

Definities
  • Populatie = Alle individuen van een soort die in een bepaald gebied leven en onderling voortpanten

  • Genenpool is alle verschillende genen  die voorkomen in een populatie 

  • Gene flow = (incidentele) uitwisseling van genen tussen populaties 


Slide 25 - Tekstslide

Stel dat....
- Populaties volledig gescheiden zijn 
- Ze groot genoeg zijn 
- Er geen evolutie optreedt
(allelen hebben dus geen specifiek voordeel) 

Dan blijkt dat de allelfrequenties
in populaties constant blijven 

(voorbeeld bij mensen is oogkleur of bloedgroep)

Slide 26 - Tekstslide

Sommige allelfrequenties zijn stabiel (bloedgroepen bij mensen).

Veel allelfrequenties worden beïnvloedt door gebeurtenissen. 

Specifieke richting -> Evolutie 
Door toeval -> Genetic Drift
4.4 Evolutie in populaties

Slide 27 - Tekstslide

Evolutie
Mutaties zorgen voor nieuwe varianten van genen, vooral als deze dominant zijn zal snel worden geselecteerd op het  positieve/nadelige effect. 

Waarom bij vooral bij dominante allelen? 

Slide 28 - Tekstslide

Evolutie
Als een eigenschap voordeel oplevert voor overlevingskans, zorgt natuurlijke selectie voor survival of the fittest 

In sommige gevallen levert een eigenschap alleen voordeel op voor de voortplantingskans* dan spreken we van seksuele selectie

Slide 29 - Tekstslide

Allelfrequentie sikkelcelanemie

Slide 30 - Tekstslide

In heterozygote toestand (HbNHbS) verzooraakt het slechts een lichte vorm van anemie (bloedarmoede).
Sikkelcelanemie wordt veroorzaakt door het allel HbS.

Slide 31 - Tekstslide

allel frequentie
Geen selectie (bv. oorlelletje):
allelfrequenties blijven gelijk

Wel selectie (bv. Sikkelcelanemie)
allelfrequenties veranderen

Slide 32 - Tekstslide