B1 4,2 Domeinstelsel en herhalen betrouwbaarheid van bronnen

4.2 Op het domein
en herhaling betrouwbaarheid van bronnen
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

4.2 Op het domein
en herhaling betrouwbaarheid van bronnen

Slide 1 - Tekstslide

Primaire bronnen zijn altijd
A
Ongeschreven
B
Geschreven
C
Geschreven en ongeschreven

Slide 2 - Quizvraag

Secundaire bronnen
A
Komen uit de tijd zelf
B
Zijn uit een latere tijd afkomstig

Slide 3 - Quizvraag

Betrouwbaarheid van bronnen is een probleem bij geschiedenis, omdat bronnen onjuiste informatie kunnen bevatten
A
Ja, dat klopt
B
Nee, dat is niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Als je kijkt wanneer de bron is gemaakt
A
Dan maakt het niet uit of de ooggetuige pas na 50 jaar zijn verhaal doet
B
Dan is het belangrijk dat er niet teveel tijd tussen het gebeurtenis en het verslag zit

Slide 5 - Quizvraag

Hoe minder tussenschakels, hoe betrouwbaarder de bron
A
Ja, dit klopt
B
Nee, dit maakt niet uit

Slide 6 - Quizvraag

Het is altijd duidelijk wat de bedoeling is van de maker van de bron
A
Ja, want een schrijver is altijd onpartijdig en geeft een neutrale boodschap (geen mening)
B
Nee, want een maker kan ook partijdig zijn en daardoor een bepaalde boodschap overbrengen

Slide 7 - Quizvraag

Bij betrouwbaarheid
van bronnen let ik op:

Slide 8 - Woordweb

Opdracht voor 30/3
Instructie op Classroom

Individueel maken en inleveren! Lijken antwoorden teveel op elkaar, dan kan ik die niet beoordelen

Cijfer telt 1x mee!

Slide 9 - Tekstslide

4.1 vraag 8
a. W2 Karel wist wel van het plan, want hij kon al geen nee zeggen. W3 zegt dat hij niet wist van het plan, want als hij het geweten had... "Geen voet in de kerk"
b. W2 meest betrouwbaar... 3 jaar na de kroning. W3 minder betrouwbaar, want 15 jaar na de kroning.
c. Bron W3 meer betrouwbaar, want Einhard kan het als vriend van de koning zelf gehoord hebben.
d. Nu minder betrouwbaar, want als je Karel als voorbeeld gebruikt zeg je alleen maar goede dingen (wrs).

Slide 10 - Tekstslide

Bekijk het filmpje goed!
Zorg dat je straks minimaal drie zaken kunt benoemen bij het hofstelsel!

Slide 11 - Tekstslide

Dit past allemaal
bij het hofstelsel

Slide 12 - Woordweb

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide