• Ik kan uitleggen wat regels zijn.
• Ik kan voorbeelden geven van regels thuis, op school en in een land.
• Ik kan vertellen welke regels ik zelf moet volgen.
• Ik weet wat het verschil is tussen regels en wetten.
• Ik kan vertellen waarom regels helpen.
• Ik kan zeggen wat er gebeurt als je een regel breekt.