herhaling H6 Soorten en populaties 2021

Herhaling H6 Soorten en populaties
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Herhaling H6 Soorten en populaties

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ecologisch onderzoek vindt plaats op verschillende organisatieniveau's.
We gaan wisselen van  organisatieniveau. 
Wat is een ecosysteem?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ecologie: de wetenschap waarbij de wisselwerking tussen organismen en hun omgeving wordt bestudeerd. 

6.1: definitie soort, binominale naamgeving, ondersoort, groepsindeling taxonomie, domeinen + kenmerken, moleculaire klok, hybriden

6.1: definitie soort, binominale naamgeving, ondersoort, groepsindeling taxonomie, domeinen + kenmerken, moleculaire klok, hybriden

6.2: populatiegrootte bepalen, beperkende factor, inteelt, versnippering, herintroductie (zie les op Lessonup)

6.3: biotische en abiotische factoren, habitat, tolerantiegrenzen, optimumkromme, niche, adaptatie

6.4: voedselketen, voedselweb, accumulatie, persistentie, mutualisme, commensalisme, epifytisme, parasitisme, predatie, herbivoren, carnivoren, omnivoren

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een soort?
Organismen behoren tot dezelfde soort als ze:
- samen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen.

minder belangrijk:
- overeenkomst hebben in uiterlijke kenmerken

Tegenwoordig ook DNA-onderzoek om vast te stellen of twee organismen tot dezelfde soort behoren. 
DNA?

Slide 4 - Tekstslide

DNA-onderzoek is een moderne aanvulling.
Hybriden
Organismen kunnen wel voortplanten, maar de nakomelingen zijn onvruchtbaar!

Deze zonkey heeft een ezelvader en zebramoeder.


Slide 5 - Tekstslide

2014 Khumba  is wel onvruchtbaar - nauwe verwantschap tussen ezel en zebra
Wetenschappelijke naamgeving
Nederlandse naam: vlaamse gaai
Wetenschappelijke naam: Garrulus glandarius L.


Garrulus = Geslachtsnaam
Glandarius = Soortnaam
L. = ontdekker, Linnaeus

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Binominale naamgeving voorbeeld
Soortnaam bestaat uit: 
Geslachtsnaam + soortnaam


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Taxonomie
Domeinen: 
  • archaea
  • bacteriën
  • eukaryoten

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Indeling in domeinen
kenmerk
archaea
bacteriën
eukaryoten
celmembraan
enkele laag fosfolipiden
dubbele laag fosfolipiden
dubbele laag fosfolipiden
kern
geen
geen
wel een kern
DNA
cirkelvormig
cirkelvormig
in chromosomen
Ook heeft elk domein een ander type rRNA

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke soortnaam is correct geschreven?
A
pinus mugo
B
Pinus mugo
C
pinus Mugo
D
Pinus Mugo

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk kenmerk is verschillend bij alle 3 de domeinen?
A
het bezit van een kernmembraan
B
het aantal lagen fosfolipiden in de celmembraan
C
het bezit van DNA
D
het type rRNA

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

abiotische factoren

Slide 12 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

biotische factoren

Slide 13 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

habitat
Het leefgebied van een plant of dier.
De plaats waar het leven van een plant of dier zich afspeelt.





Aantekening

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoort nestgelegenheid bij biotische factoren of abiotische factoren?
A
biotisch
B
abiotisch
C
beide antwoorden kunnen goed zijn

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zat het ook alweer?
Zet de onderstaande organisatieniveaus in de juiste volgorde van klein naar groot
timer
1:30
biosfeer
ecosysteem
levens-
gemeenschap
populatie
organisme
orgaan
weefsel
molecuul
cel

Slide 17 - Sleepvraag

.Herhaal wat een weefsel is
Tolerantie
Verspreidingsgebied: het gebied waar een soort op aarde voorkomt.

Tolerantie: het vermogen van organismen om schommelingen in een abiotische factor te verdragen


Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke optimumkromme hoort bij zonplanten en welke bij schaduwplanten?
A
rood: schaduwplanten, blauw: zonplanten
B
rood: zonplanten, blauw: schaduwplanten

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 1: Wat is de maximumtemperatuur?
Vraag 2: Wat is de optimumtemperatuur?
A
1. 35 graden 2. 10 graden
B
1. 35 graden 2. 50 graden
C
1. 50 graden 2. 10 graden
D
1. 50 graden 2. 35 graden

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Omdat soorten te maken hebben met abiotische en biotische factoren en er voor elk van deze (abiotische) factoren een optimum, minimum en maximum is, zul je bepaalde soorten op een bepaald soort plek het meest vinden in een ecosysteem.
Deze plaats/plek noem je de habitat.
De meeste pissebedden vind je op donkere vochtige plekken waar wat rottende plantenresten liggen.

Alligators vind je vlak bij of in het water.

De kans dat je een alligator tegenkomt ver weg van het water is klein.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten leven samen in een bepaald ecosysteem.  Soorten kunnen (gedeeltelijk) dezelfde habitat hebben. Dit kan omdat ze een verschillende rol of functie hebben
De rol of functie noem je de niche van een soort.


Als we spreken over de niche van een soort dan hebben we het over de interactie van de soort met het ecosysteem. Bijvoorbeeld, de rol van een boomsoort is het geven van beschutting, nestgelegenheid, schaduw en voedselbron zijn.
Heel simpel gezegd is habitat het adres en niche het beroep.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Niche = de rol die een organisme speelt in een ecosysteem.
Door verschillen in niche kunnen verschillende soorten samenleven in dezelfde habitat.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Video

Deze slide heeft geen instructies


Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat staat bij een tolerantiecurve meestal op de y-as?
A
abiotische factor
B
het optimum
C
de populatiegrootte
D
het maximum

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waardoor kan het zijn
dat een plant niet optimaal groeit?
BEPERKENDE FACTOR

Slide 29 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Welke factor is 's nachts meestal de beperkende factor voor de fotosynthese?
A
water
B
zuurstof
C
koolstof
D
licht

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

einde
bestudeer 6.2 en 6.4 zelfstandig
de lessen staan op lessonup

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies