zinnen maken

• NT2
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

zinsvolgorde

1. zoek het onderwerp (wie/wat doet iets?)

2. zoek de persoonsvorm (het werkwoord)

3. Zijn er meer werkwoorden? Het tweede werkwoord komt achteraan in de zin.

Dus: 

Onderwerp - persoonsvorm-rest van de zin - 2e werkwoord

Let op:

Eerst tijd, dan plaats.

We gaan om 12 uur naar huis.

Begint de zin niet met het onderwerp?

Het onderwerp en de persoonsvorm wisselen van plek:

Dit noem je INVERSIE

Om 12 uur gaan we naar huis.

doen - de boodschappen - vandaag - ik - op de markt

eten - hij - bij zijn vriend - spaghetti - morgen

wassen - in de badkamer - zijn handen - voor het eten - hij

lezen - de man - in de bus - zijn krant - altijd

drinken – elke dag – de oude man – een kopje koffie – in het café

dragen - een warme leren jas - in de winter - Bart – naar school

maken – ruzie – elke zondag – mijn vader – op het voetbalveld

eten - in de kantine - in de pauze - een broodje kaas - de leerling

zien - elke dag - veel mensen - het journaal - op t.v.

bakken - Ali - in een restaurant - lekkere pizza's - bijna elke dag

vandaag - de auto - wij - kunnen - naar de garage - brengen

een scherp mes - aan een kind - nooit - mogen - je - geven

in de brievenbus - ik - moeten - voor 6 uur - de brief - gooien

het geleende geld – de man – aan zijn vriend – willen – vandaag - teruggeven

haar handen - hebben - in de keuken - het meisje - voor het eten -gewassen