Paragraaf 6.1 Consumentengedrag

  • De vraag is de hoeveelheid die een consument van een product of dienst wil kopen.

  • De vraag naar een product of dienst hangt samen met de prijs die een koper wil betalen.

  • Wat een koper maximaal voor een product wil of kan betalen, noem je de betalingsbereidheid.

Wat is de consument bereid te betalen?

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

  • De vraag is de hoeveelheid die een consument van een product of dienst wil kopen.

  • De vraag naar een product of dienst hangt samen met de prijs die een koper wil betalen.

  • Wat een koper maximaal voor een product wil of kan betalen, noem je de betalingsbereidheid.

Wat is de consument bereid te betalen?

Slide 1 - Tekstslide

De vraagfunctie
De vraag naar een product (of dienst) kun je weergeven met een vergelijking of vraagfunctie.

  • De vraagfunctie ziet er als volgt uit: qv = ap + b.

  • De vraag wordt altijd weergegeven met qv.

  • De a is de richtingscoëfficiënt, die aangeeft hoe snel de vraag stijgt bij een daling van de prijs (p) en omgekeerd. Omdat de vraag daalt bij een stijging van de prijs (en andersom) is a altijd een negatief getal.

  • De b geeft aan hoeveel de vraag is als de prijs 0 is.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

De vraaglijn in een grafiek 
  • De vraag naar een product bij verschillende prijzen teken je met een vraaglijn.

  • In de grafiek staat de hoeveelheid altijd op de horizontale as en de prijs staat op de verticale as.

  • De vraaglijn teken je door twee punten uit te rekenen en daartussen een rechte lijn te trekken.

Slide 4 - Tekstslide

Vraagfunctie voorbeeld:
Chocomel in de kantine. Hoeveel pakjes worden gekocht bij welke prijs?

Qv = -2p + 500

Prijs in centen (p)            Aantal pakjes (qv)
   50 ct.                                 400 stuks       
   75 ct.                                  350 stuks
   100 ct.                                300 stuks
   200 ct.                                100 stuks

Slide 5 - Tekstslide

Wat bepaalt de vraag?

  • Als de prijs van een goed verandert zorgt dat voor een verschuiving op de vraaglijn.

Slide 6 - Tekstslide

Er zijn ook andere factoren die de vraag beïnvloeden:
  • De behoeften en voorkeuren van vragers.
  • De hoogte van het inkomen.
  • De prijs van andere goederen.
  • Het aantal vragers.

Deze vraagfactoren zorgen voor een verschuiving van de vraaglijn.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Praktische voorbeeld -->
+ vooruitzicht 6.2

Slide 9 - Tekstslide

Grafiek aflezen: vraag
  • Voor een lage prijs willen veel 
mensen een product kopen
--> er is veel vraag.

  • Voor een hoge prijs is dat 
andersom
--> er is weinig vraag.

Slide 10 - Tekstslide

Grafiek aflezen: aanbod
  • Voor een lage prijs kunnen 
weinig producenten een 
product maken en verkopen
-->er is weinig aanbod. 

  • Voor een hoge prijs kunnen en 
willen veel producenten het product 
maken en verkopen: 
--> er is veel aanbod.

Slide 11 - Tekstslide

Vraag en aanbod bepalen de prijs
  • Als vraag en aanbod in evenwicht zijn, ontstaat de evenwichtsprijs (hier: € 1,50).

  • De hoeveelheid producten die dan verkocht wordt (de afzet) bij die prijs is de evenwichtshoeveelheid (hier: 5.000 stuks).


  • De omzet op deze markt is nu:
  • 5.000 x € 1,50 = € 7.500.

Slide 12 - Tekstslide

Extra uitleg

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video