De vraag is de hoeveelheid die een consument van een product of dienst wil kopen.
De vraag naar een product of dienst hangt samen met de prijs die een koper wil betalen.
Wat een koper maximaal voor een product wil of kan betalen, noem je de betalingsbereidheid.
Wat is de consument bereid te betalen?
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2
In deze les zitten 14 slides, met tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
De vraag is de hoeveelheid die een consument van een product of dienst wil kopen.
De vraag naar een product of dienst hangt samen met de prijs die een koper wil betalen.
Wat een koper maximaal voor een product wil of kan betalen, noem je de betalingsbereidheid.
Wat is de consument bereid te betalen?
Slide 1 - Tekstslide
De vraagfunctie
De vraag naar een product (of dienst) kun je weergeven met een vergelijking of vraagfunctie.
De vraagfunctie ziet er als volgt uit: qv = ap + b.
De vraag wordt altijd weergegeven met qv.
De a is de richtingscoëfficiënt, die aangeeft hoe snel de vraag stijgt bij een daling van de prijs (p) en omgekeerd. Omdat de vraag daalt bij een stijging van de prijs (en andersom) is a altijd een negatief getal.
De b geeft aan hoeveel de vraag is als de prijs 0 is.
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
De vraaglijn in een grafiek
De vraag naar een product bij verschillende prijzen teken je met een vraaglijn.
In de grafiek staat de hoeveelheid altijd op de horizontale as en de prijs staat op de verticale as.
De vraaglijn teken je door twee punten uit te rekenen en daartussen een rechte lijn te trekken.
Slide 4 - Tekstslide
Vraagfunctie voorbeeld:
Chocomel in de kantine. Hoeveel pakjes worden gekocht bij welke prijs?
Qv = -2p + 500
Prijs in centen (p) Aantal pakjes (qv)
50 ct. 400 stuks
75 ct. 350 stuks
100 ct. 300 stuks
200 ct. 100 stuks
Slide 5 - Tekstslide
Wat bepaalt de vraag?
Als de prijs van een goed verandert zorgt dat voor een verschuiving op de vraaglijn.
Slide 6 - Tekstslide
Er zijn ook andere factoren die de vraag beïnvloeden:
De behoeften en voorkeuren van vragers.
De hoogte van het inkomen.
De prijs van andere goederen.
Het aantal vragers.
Deze vraagfactoren zorgen voor een verschuiving van de vraaglijn.
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Praktische voorbeeld -->
+ vooruitzicht 6.2
Slide 9 - Tekstslide
Grafiek aflezen: vraag
Voor een lage prijs willen veel
mensen een product kopen
--> er is veel vraag.
Voor een hoge prijs is dat
andersom
--> er is weinig vraag.
Slide 10 - Tekstslide
Grafiek aflezen: aanbod
Voor een lage prijs kunnen
weinig producenten een
product maken en verkopen
-->er is weinig aanbod.
Voor een hoge prijs kunnen en
willen veel producenten het product
maken en verkopen:
--> er is veel aanbod.
Slide 11 - Tekstslide
Vraag en aanbod bepalen de prijs
Als vraag en aanbod in evenwicht zijn, ontstaat de evenwichtsprijs (hier: € 1,50).
De hoeveelheid producten die dan verkocht wordt (de afzet) bij die prijs is de evenwichtshoeveelheid (hier: 5.000 stuks).