Paragraaf 6.1 Consumentengedrag

Welkom 2 havo
Jas en oortjes uit

Spullen op tafel:
- Boek
- Schrift
- Rekenmachine
- Pen

Planning van vandaag:
- Uitleg 6.1
- Aan de slag met de opdrachten

* Lesson up's en nakijkblad staat in ELO



1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom 2 havo
Jas en oortjes uit

Spullen op tafel:
- Boek
- Schrift
- Rekenmachine
- Pen

Planning van vandaag:
- Uitleg 6.1
- Aan de slag met de opdrachten

* Lesson up's en nakijkblad staat in ELO



Slide 1 - Tekstslide

Paragraaf 6.1
Consumentengedrag

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen van vandaag
Na deze les weet/kun je:
  • Je kunt uitleggen dat de vraag naar een product afhangt van de betalingsbereidheid van de consument.
  • Je kunt rekenen met de vraagfunctie.
  • Je kunt een vraaglijn tekenen in een grafiek.
  • Je kunt uitleggen welke factoren invloed hebben op de vraag.






      Slide 3 - Tekstslide

      Leerdoel 1
      Wat ben jij bereid te betalen voor een product?

      Slide 4 - Tekstslide

      • De vraag is de hoeveelheid die een consument van een product of dienst wil kopen.

      • De vraag naar een product of dienst hangt samen met de prijs die een koper wil betalen.

      • Wat een koper maximaal voor een product wil of kan betalen, noem je de betalingsbereidheid.

      Wat is de consument bereid te betalen?

      Slide 5 - Tekstslide

      Leerdoel 2
      De betalingsbereidheid van de consument kan je berekenen

      Slide 6 - Tekstslide

      De vraagfunctie
      De vraag naar een product (of dienst) kun je weergeven met een vergelijking of vraagfunctie.

      • De vraagfunctie ziet er als volgt uit: qv = ap + b.

      • De vraag wordt altijd weergegeven met qv.

      • De a is de richtingscoëfficiënt, die aangeeft hoe snel de vraag stijgt bij een daling van de prijs (p) en omgekeerd. Omdat de vraag daalt bij een stijging van de prijs (en andersom) is a altijd een negatief getal.

      • De b geeft aan hoeveel de vraag is als de prijs 0 is.

      Slide 7 - Tekstslide

      Slide 8 - Tekstslide

      Leerdoel 3
      Vraaglijn tekenen in een grafiek.

      Slide 9 - Tekstslide

      De vraaglijn in een grafiek 
      • De vraag naar een product bij verschillende prijzen teken je met een vraaglijn.

      • In de grafiek staat de hoeveelheid altijd op de horizontale as en de prijs staat op de verticale as.

      • De vraaglijn teken je door twee punten uit te rekenen en daartussen een rechte lijn te trekken.

      Slide 10 - Tekstslide

      Vraagfunctie voorbeeld:
      Chocomel in de kantine. Hoeveel pakjes worden gekocht bij welke prijs?

      Qv = -2p + 500

      Prijs in centen (p)            Aantal pakjes (qv)
         50 ct.                                 400 stuks       
         75 ct.                                  350 stuks
         100 ct.                                300 stuks
         200 ct.                                100 stuks

      Slide 11 - Tekstslide

      Wat bepaalt de vraag?

      • Als de prijs van een goed verandert zorgt dat voor een verschuiving op de vraaglijn.

      Slide 12 - Tekstslide

      Er zijn ook andere factoren die de vraag beïnvloeden:
      • De behoeften en voorkeuren van vragers.
      • De hoogte van het inkomen.
      • De prijs van andere goederen.
      • Het aantal vragers.

      Deze vraagfactoren zorgen voor een verschuiving van de vraaglijn.

      Slide 13 - Tekstslide

      Slide 14 - Tekstslide

      Praktische voorbeeld -->
      + vooruitzicht 6.2

      Slide 15 - Tekstslide

      Grafiek aflezen: vraag
      • Voor een lage prijs willen veel 
      mensen een product kopen
      --> er is veel vraag.

      • Voor een hoge prijs is dat 
      andersom
      --> er is weinig vraag.

      Slide 16 - Tekstslide

      Grafiek aflezen: aanbod
      • Voor een lage prijs kunnen 
      weinig producenten een 
      product maken en verkopen
      -->er is weinig aanbod. 

      • Voor een hoge prijs kunnen en 
      willen veel producenten het product 
      maken en verkopen: 
      --> er is veel aanbod.

      Slide 17 - Tekstslide

      Vraag en aanbod bepalen de prijs
      • Als vraag en aanbod in evenwicht zijn, ontstaat de evenwichtsprijs (hier: € 1,50).

      • De hoeveelheid producten die dan verkocht wordt (de afzet) bij die prijs is de evenwichtshoeveelheid (hier: 5.000 stuks).


      • De omzet op deze markt is nu:
      • 5.000 x € 1,50 = € 7.500.

      Slide 18 - Tekstslide

      Aan de slag met 6.1
      ✍🏼 Wat ? Maak de opdrachten op blz. 162
      Opdrachten: 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 11

      👫🏽 Hulp? Vraag je klasgenoot of mij
      🗣️ Graag rustig praten

      Klaar ? Maak de herhalingsopdrachten 1 t/m 4 op blz.188
      Vragen?
      Steek je hand op, ik kom eraan!

      Slide 19 - Tekstslide

      Extra uitleg

      Slide 20 - Tekstslide

      Slide 21 - Video