Spelling - aan elkaar of los (paragraaf 6 -9)

Spelling
Uitleg: Aan elkaar of los?
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Spelling
Uitleg: Aan elkaar of los?

Slide 1 - Tekstslide

Tot nu toe behandeld
Werkwoordspelling
Interpunctie
Hoofdletters
Meervoudsvorming
Tussenklanken in samenstellingen
Verkleinwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Woorden los of aan elkaar?
Het gebruik van het liggend streepje

Slide 3 - Tekstslide

Wanneer aan elkaar (blz. 176):
  • Samenstellingen van twee of drie woorden: bagagedrager, fietspomp,   goedgehumeurd,  
  • Samenstellingen van woorden die vaak met elkaar voorkomen: lesgeven, koffiedrinken, 
  • Getallen tot duizend (in letters) en samenstellingen met honderd en duizend: drieëntwintig, achthonderdtien, twintigduizend. Maar: drie miljoen, vijf miljard.
  • Combinaties van voorzetsels / voorzetsels en bijwoorden: voorin, dichtbij
  • Voornaamwoordelijke bijwoorden die bestaan uit er, hier, daar, waar + vz: eronderdoor, hiertegenover, daarover, waarheen, waarbij.

Slide 4 - Tekstslide

Welk woord is juist gespeld?
A
Rode bessenjam
B
Spoedeisendehulp
C
Lange afstandsloper
D
Goedgehumeurd

Slide 5 - Quizvraag

Welk woord is juist gespeld?
A
viool spelen
B
bagage drager
C
erbovenop
D
achthonderd tien

Slide 6 - Quizvraag

Welk woord is juist gespeld?
A
erop uittrekken
B
erop uit trekken
C
er opuittrekken
D
eropuit trekken

Slide 7 - Quizvraag

Welk woord is juist gespeld?
(roest+vrij+stalen+pannen)
A
roest vrijstalenpannen
B
roestvrij stalenpannen
C
roestvrijstalen pannen
D
roest vrijstalenpannen

Slide 8 - Quizvraag

Welk woord is juist gespeld?
A
korte termijnplanning
B
korte termijn planning
C
kortetermijnplanning
D
kortetermijn planning

Slide 9 - Quizvraag

Kies de juiste spelling: Mijn fiets stond.... (meerdere antwoorden)
A
Dichtbij
B
Dichtbij de kerk
C
Dicht bij
D
Dicht bij de kerk

Slide 10 - Quizvraag

Liggend streepje (blz. 177-178)
  • Als koppelteken: Bij (uitspraak)problemen in een samenstellingen 
  • Als weglatingsteken: je laat een (gedeelte) van een woord weg en vervangt het door een liggend streepje
  • Als afbreekteken: aan het eind van de zin, tussen twee lettergrepen.

Slide 11 - Tekstslide

Liggend streepje- koppelteken 1
Bij klinkerbotsing:
  • autoongeluk => auto-ongeluk
  • naapen => na-apen
  • zeeeend => zee-eend
Bij samenstellingen met letters, cijfers en andere tekens en samenstellingen met Sint of St.: 
  • NS-personeel, 06-nummer, %-teken, Sint-Pancras

Slide 12 - Tekstslide

Liggend streepje - koppelteken 2
In combinaties met de voorvoegsels adjunct-, aspirant-,ex-, interim-, niet-, non-, oud-.
  • Ex-vrouw, aspirant-lid, non-response
bij de volledige naam van gehuwde vrouwen:
  • Voorbeeld: Mevrouw Smit-De Boer
bij gelijkwaardige delen zoals combinaties van titels en beroepen:
  • minister-president, chef-kok, PSV-Ajax

Slide 13 - Tekstslide

Liggend streepje - koppelteken 3
Voor een hoofdletter
  • oer-Hollands, de commissie-Van Dam, on-Amerikaans
Bij aardrijkskundige delen of woorden daarvan afgeleid
  • Noord-Holland, de Zuid-Limburgse docent
In woordgroepen die anders onoverzichtelijk worden, ook meerdere streepjes: 
  • kant-en-klaarmaaltijd, huis-aan-huisblad, woon-werkverkeer, olie-en-azijnstel

Slide 14 - Tekstslide

Welk woord is juist gespeld?
A
diploma-bijeenkomst
B
giro-rekening
C
arbodienst
D
pabo-student

Slide 15 - Quizvraag

Kies de juiste spelling
A
anti-discriminatiewet
B
antidiscriminatie-wet
C
vwo-leerling
D
vwoleerling

Slide 16 - Quizvraag

Kies de juiste spelling.
A
Noord-oostlimburg
B
zwart-wit-foto
C
mede-oprichter
D
chef-kok

Slide 17 - Quizvraag

Liggend streepje - weglatingsteken

Zet een streepje op de plaats waar een deel van het woord is weggelaten: voor- en achterdeuren, binnen- en buitenland, 
douche-, garage- en keukenraam

Maar: oude en nieuwe boeken.

Slide 18 - Tekstslide

Liggend streepje - afbreekteken
Als het niet meer op de regel past;
Afbreken tussen twee lettergrepen.

Het is raar, maar  in onze woonkamer staan twee dezelfde ban-
ken.
                                                                                         Ik houd van tomaten-
                                                                                           soep.

Slide 19 - Tekstslide

Kies de juiste spelling
A
vwo- en havo-leerlingen
B
vwo- en havoleerlingen
C
vwo leerlingen en havo leerlingen
D
vwo en havo-leerlingen

Slide 20 - Quizvraag

Kies de juiste spelling.
A
oude- en nieuwe wegen
B
Keel, neus en oorarts
C
autoin- en verkopers
D
carnavalsfeesten en - optochten

Slide 21 - Quizvraag

Welk woord is juist afgebroken? (Meerdere antwoorden juist)
A
ban-gste
B
konin-gin
C
koning-in
D
bang-ste

Slide 22 - Quizvraag

Aan de slag!
4H: Maak opdracht 16 t/m 21
4V: Maak opdracht 9 t/m 11 op p.176 t/m 178 

Slide 23 - Tekstslide

Trema
Voorkomt uitspraakproblemen bij woorden die GEEN samenstelling zijn.

Slide 24 - Tekstslide

Kies de juiste spelling:
A
Geölied
B
Electriciën
C
Geruïneerd
D
Geäutoriseerd

Slide 25 - Quizvraag

Trema
  • Plaats je altijd op de eerste letter van de volgende lettergreep: geërgerd, drieën.

LET OP bij:
  •  –eum, -iing, -cien en -ieus: museum, begroeiing, elektricien, dubieus.
  •  –bea.., geo.., beo...: beantwoorden, geautoriseerd, beoefenen, geolied,
  • MAAR  geë-, geï-, geü-: geërgerd, geürineerd, geïrriteerd.

Slide 26 - Tekstslide

Kies de juiste spelling:
A
Officiëel
B
Begroeiïng
C
ideëen
D
conciërge

Slide 27 - Quizvraag

Apostrof
Gebruikt als weglatingsteken en om uitspraakproblemen te voorkomen:

Slide 28 - Tekstslide

Apostrof
  1. Op de plaats van de weggelaten letter: m’n, z’n, ‘t, ‘s winters, ‘s-Gravenhage.
  2. Op de plaats van een weggelaten bezits-s: Frits’ fiets
  3. Om uitspraakproblemen bij het meervoud en bezitsaanduidingen te voorkomen: Marja’s parfum, Benno’s sieraden, MAAR als er geen uitspraakproblemen zijn, dan schrijf je de ‘s’ vast: Tims broek, Jannekes publicaties.
  4. Bij verkleinwoorden eindigend op -y (uitspraak: ie): pony'tje
  5. In afleidingen van letter- en cijferwoorden: vmbo’er, CDA’er, 55+’er, sms’en, ge-sms’t.
Let op: afleidingen van letterwoorden die je als woord uitspreekt, schrijf je zonder apostrof (havoër) en in samenstellingen met een letter- of cijferwoord zet je geen apostrof maar een liggend streepje: vwo-leerling, CDA-voorzitter.

Slide 29 - Tekstslide

Kies de juiste spelling:
A
Lieke's boek
B
Liekes boek

Slide 30 - Quizvraag

Kies de juiste spelling
A
A4-tje
B
vwoër
C
havo'er
D
havoër

Slide 31 - Quizvraag

Kies de juiste spelling:
A
Cowboy'tje
B
Renate's boek
C
Baby'tje
D
sms-en

Slide 32 - Quizvraag

Sommige of sommigen?

Slide 33 - Tekstslide

Is onderstaande zin juist of onjuist?
Sommige leerlingen vinden spelling moeilijker dan andere.
A
Onjuist
B
Juist

Slide 34 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in: Sommige(n) dieren zijn liever dan andere(n).

Slide 35 - Open vraag

Sommige of sommigen?

Geldt ook voor woorden als enkele(n), vele(n), alle(n), beide(n).

Schrijf ‘sommige’ wanneer:
(1)het terugslaat op een dier of ding óf
(2)het bijvoeglijk gebruikt is.
Schrijf ‘sommigen’ wanneer:

(1) het zelfstandig gebruikt wordt én het betrekking heeft op personen.



Slide 36 - Tekstslide

Sommige of sommigen?

Een woord wordt zelfstandig gebruikt als je achter het woord geen zelfstandig naamwoord uit de zin in kunt vullen.

Bijvoeglijk:

De treinreizigers waren boos op de NS en sommige eisten een schadevergoeding.

want: De treinreizigers waren boos op de NS en sommige (treinreizigers) eisten een
schadevergoeding.

Zelfstandig: ‘Wij hebben het vertrouwen verloren’, zeiden de journalisten, die allen
van mening waren dat de militairen de situatie in Kunduz te gunstig voorstelden.

want:‘Wij hebben het vertrouwen verloren’, zeiden de journalisten, die allen journalisten van mening waren dat de militairen de situatie in Kunduz te gunstig voorstelden.



Slide 37 - Tekstslide

Is onderstaande zin juist of onjuist?
Van die mensen zou ik er beste enkelen weg willen sturen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 38 - Quizvraag

Is onderstaande zin juist of onjuist?
Ik heb twee opa's. Beide komen trouw op mijn verjaardag.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 39 - Quizvraag

Aan de slag!
Maken op blz. 178 - 180:
  • opdracht 9 (1 t/m 10)
  • opdracht 10
  • opdracht 12 (1 t/m 10)
  • opdracht 13

Slide 40 - Tekstslide