VSMNM Taak 12 Monniken en Ridders

De Middeleeuwen
3. Monniken en Ridders
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

De Middeleeuwen
3. Monniken en Ridders

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Tijd van monniken en ridders (500 - 1000)
In het wit zie je een helm, zoals ridders die droegen. Op de achtergrond zie je een deel van een klooster. Ridderschap en de christelijke kerk horen bij de Tijd van monniken en ridders.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

De val van het Romeinse Rijk
In het jaar 476 kwam er een einde aan het West-Romeinse Rijk. Door het ineenstorten van het Romeinse Rijk veranderde er veel voor de boeren. Ze konden in de tijd van het Romeinse rijk gebruik maken van de Romeinse techniek. Nu moesten ze zichzelf redden. Hierdoor ging de oogst achteruit en kon een gemiddeld boerengezin maar moeilijk rondkomen. Ook stortte de handel in. Het Romeinse geld was niets meer waard en mensen begonnen weer met ruilhandel.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Noem drie landen die bij dit rijk hoorden.

Slide 9 - Tekstslide

Friezen en Franken
In het gebied dat nu Nederland is, waren rond het jaar 600 twee volken de baas: de Friezen en de Franken. Er was vaak oorlog tussen deze twee volken. De Friezen kenden het christendom niet. De Franken geloven in één god, maar de Friezen geloofden in heel veel goden tegelijk.

De Franken waren christelijk. Willibrord was een monnik uit Engeland. Vanuit Utrecht trok hij het gebied van de Friezen in om hen te bekeren tot het christendom

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Tekstslide

De .......... namen de macht over in Europa nadat het Romeinse Rijk uiteen was gevallen
A
Goten
B
Galiërs
C
Friezen
D
Franken

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Waarom was de kerk zo belangrijk?
In de vroege Middeleeuwen hadden mensen een zwaar leven; dokters wisten niet zoveel, kinderen stierven en de oogsten mislukten vaak.

Het geloof was heel belangrijk voor de mensen, omdat ze dachten dat God hen kon helpen. Na hun dood hoopten ze in de hemel te komen

Ze moesten als een goede Christen leven en leerden dit van de geestelijken. In ruil hiervoor betaalden ze belasting aan de kerk.

Slide 15 - Tekstslide

Monikken verspreiden het geloof

Nadat de Romeinen onze gebieden hadden verlaten, waren er overal kleinere en grotere oorlogen. Het bleef lang onduidelijk wie de macht had. 

Op reis gaan was gevaarlijk. Maar monniken deden dat wel. Ze zorgden ervoor dat het christendom overal bekend werd.

Slide 16 - Tekstslide

Tijdvak van de monniken en ridders duurde van...
A
500 v C - 400 n C
B
50 n C - 300 n C
C
500 n C - 1000 n C
D
500 n C - 1500 n C

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het eind van deze les kun je herkennen en uitleggen hoe edelen hun grondgebied organiseerden en bestuurden, en hoe het leven van de boeren er uit zag.

Slide 20 - Tekstslide


Het leenstelsel

  • Karel de Grote kon zijn land niet alleen besturen.
  • Daarom kreeg hij hulp van vazallen: mannen die met hem meevochten

  • Zijn trouwste vazallen kregen als beloning ieder een gebied in leen. 
  • Zij mochten dit namens hem besturen: zij werden zijn leenmannen.
  • Het leenstelsel heet ook wel: feodalisme

Slide 21 - Tekstslide


Het Frankische Rijk valt uiteen

  • Het rijk werd na de dood van Karel de Grote en zijn zoon Lodewijk de Vrome steeds meer verdeeld en verdeeld en verdeeld...
  • De edelen die deze gebieden bestuurden, 'vergaten soms maar even' dat zij dit gebied offcieel nog steeds in leen hadden van hun leenheer!

  • Of ze leenden het weer verder uit aan achterleenmannen...

Slide 22 - Tekstslide

Wat is een goed voorbeeld
van een leenstelsel?
A
De koning bestuurt zijn land helemaal in zijn eentje.
B
De koning heeft ministers die hem advies geven over het bestuur van zijn land.
C
De koning heeft niets te zeggen over het bestuur van zijn land.
D
De koning heeft zijn land in twintig stukken verdeeld. Ieder stuk wordt bestuurd door een vriend van hem.

Slide 23 - Quizvraag

Welke plicht heeft een leenman?
A
Hij moet in zijn gebied doen waar hij zin in heeft.
B
Hij moet elke ochtend bijtijds opstaan.
C
Hij moet trouw beloven aan zijn leenheer.
D
Hij moet delen van zijn gebied doorlenen aan onderleenmannen.

Slide 24 - Quizvraag

Hofstelsel (1)
  • Een dorp met landbouwgrond heette een domein

  • De heer, bijvoorbeeld een ridder, was de baas van een domein: alle grond was van hem.

  • Hij woonde soms in een donjon, een soort kasteel.

Slide 25 - Tekstslide

Hofstelsel (2)
  • In het hofstelsel was het domein in twee stukken verdeeld.

  • Het ene deel van de grond was verpacht (verhuurd) aan horige boeren voor eigen opbrengst. Zij moesten een deel van opbrengst als pacht (belasting) betalen)

  • De opbrengst van het andere deel was volledig van de heer.

Slide 26 - Tekstslide

Een donjon, of mottekasteel, was een versterkte wachttoren. Hier woonde de heer als er gevaar was.
Het gebied buiten het domein bestond uit de grond van de vrije boeren en de woeste gronden, onontgonnen gebied en bossen.
De vrije boeren moesten tijdens een oorlog wél meevechten met de heer. De wapenuitrusting moesten ze zelf betalen.
De akkers van de heer werden bewerkt door horigen. Er waren akkers waarbij de volledige opbrengst naar de heer ging, en er waren akkers waarbij een deel van de opbrengst voor de horige boeren was. Overigens moesten ze hun pacht ook weer van deze opbrengst betalen.
Het vroonhof was de boerderij (hoeve) van de heer. Hier woonde de heer als er geen gevaar was. De opbrengsten van zijn akkers werd in schuren opgeslagen. In woningen naast een vroonhof woonden de horige boeren in geval van gevaar, zoals oorlog.
Bij het vroonhof waren stallen voor de dieren en boomgaarden.
Horigen woonden in vredestijd buiten het vroonhof
Met het hofstelsel bedoelen we het hele systeem (stelsel) van heren en horigen, inclusief de pacht en de herendiensten.

Slide 27 - Tekstslide

Stad en platteland

2 belangrijke veranderingen in de tijd van monniken en ridders:

  • Van betalen met geld naar ruilhandel

  •  Van een landbouw stedelijke samenleving naar een         landbouwsamenleving.

Slide 28 - Tekstslide

De samenleving was een standenmaatschappij!

Slide 29 - Tekstslide

Wat is een ander woord voor horige?
A
Baas
B
Hofstelsel
C
Akker
D
Boer

Slide 30 - Quizvraag

Het systeem van heren en horigen die samenleven op een domein heet ...
A
Herendiensten
B
Vazalliteit
C
het Hofstelsel
D
het Drieslagstelsel

Slide 31 - Quizvraag

Hofstelsel
A
Een groep machtige boeren.
B
boeren die in ruil voor bescherming op het land van een heer werken

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Wat zijn voorbeelden van geestelijken?
A
Horigen
B
Nonnen
C
Monniken
D
Ridders

Slide 40 - Quizvraag

Slide 41 - Video

Slide 42 - Video

Slide 43 - Tekstslide