1TH Kern Les 27: Persoonsvorm verleden tijd

Welkom 1A!
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom 1A!

Slide 1 - Tekstslide

Deze les ...
- Dagopening
- Lesdoelen doornemen
- Uitleg Les 27: Persoonsvorm verleden tijd
- Aan de slag!
- Stillezen 

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
- Ik ken het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden.
- Ik kan werkwoorden in de verleden tijd goed schrijven.

Slide 3 - Tekstslide

Les 27: persoonsvorm verleden tijd
De klank van sterke werkwoorden verandert in de verleden tijd:
denken > dachten; lopen > liepen; zingen > zongen

De klank van zwakke werkwoorden verandert in de verleden tijd niet:
tekenen > tekenden; maken > maakten; lachen > lachten

Slide 4 - Tekstslide

Is het werkwoord sterk of zwak?

worden
A
sterk
B
zwak

Slide 5 - Quizvraag

Is het werkwoord sterk of zwak?

krijgen
A
sterk
B
zwak

Slide 6 - Quizvraag

Is het werkwoord sterk of zwak?

wandelen
A
sterk
B
zwak

Slide 7 - Quizvraag

Is het werkwoord sterk of zwak?

fluiten
A
sterk
B
zwak

Slide 8 - Quizvraag

Is het werkwoord sterk of zwak?

zorgen
A
sterk
B
zwak

Slide 9 - Quizvraag

Les 27: persoonsvorm verleden tijd
De persoonsvorm van sterke werkwoorden in de verleden tijd schrijf je zo eenvoudig en kort mogelijk.

Worden: ik/jij/hij/zij/het/u werd, wij/zij/jullie werden
Kijken: ik/jij/hij/zij/het/u keek, wij/zij/jullie keken
Vinden: ik/jij/hij/zij/het/u vond, wij/zij/jullie vonden

Slide 10 - Tekstslide

Les 27: persoonsvorm verleden tijd
Bij de persoonsvorm van zwakke werkwoorden schrijf je de 
ik-vorm +de(n) of +te(n)

knuffelen: ik/jij/hij/zij/het/u knuffelde; wij/zij/jullie knuffelden
tekenen: ik/jij/hij/zij/het/u tekende; wij/zij/jullie tekenden
lachen: ik/jij/hij/zij/het/u lachte; wij/zij/jullie lachten

Slide 11 - Tekstslide

Les 27: persoonsvorm verleden tijd
Let op! Bij werkwoorden waarvan de ik-vorm eindigt op -d of -t krijg je in de verleden tijd -dde of -tte:

haten        ik haat       ik/jij/hij/zij/het haatte     wij/zij/jullie haatten
wedden   ik wed        ik/jij/hij/zij/het wedde    wij/zij/jullie wedden

Slide 12 - Tekstslide

Vul de pvvt in:

Rosalie (spelen) verstoppertje met haar vrienden.

Slide 13 - Open vraag

Vul de pvvt in:

De hond (likken) aan zijn nieuwe kluif.

Slide 14 - Open vraag

Vul de pvvt in:

(Vinden) jij de wiskundeles ook zo leuk?

Slide 15 - Open vraag

Vul de pvvt in:

De kleine Hannah (barsten) in tranen uit.

Slide 16 - Open vraag

Vul de pvvt in:

Wanneer (horen) jullie het goede nieuws?

Slide 17 - Open vraag

Vul de pvvt in:

Elia (krijgen) prachtige cadeaus van zijn vriendin.

Slide 18 - Open vraag

Aan de slag!
MNV Les 27 Persoonsvorm verleden tijd
opdracht 1, 3 en 6  blz. 58-59

Klaar? Dan ga je stillezen

Slide 19 - Tekstslide