Dinsdag 19 maart

Dinsdag 19 maart
9.35-10.15
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Dinsdag 19 maart
9.35-10.15

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
  • spelling uitleg
  • Op Niveau - Blok 1 - Spelling

Slide 2 - Tekstslide

Persoonsvorm
Meestal een vraagzin maken. Het eerste werkwoord in de zin is dan de persoonsvorm.

  1. Gisteren heeft mijn moeder lekker voor ons gekookt.
  2. Vroeger wilde ik graag kapster worden.

Slide 3 - Tekstslide

Stam / ik-vorm
  1. (verhuizen) verhuiz - ik verhuis
  2. (lopen) lop - ik loop
  3. (verven) verv - ik verf
  4. (beloven) belov - ik beloof

Slide 4 - Tekstslide

Pv tegenwoordige tijd
  • Bij ik schrijf je de ik-vorm
  • Bij jij, u, hij, zij en het schrijf je de ik-vorm + t
  • Als je of jij achter de persoonsvorm staat en het onderwerp van de zin is, schrijf je de ik-vorm (dus zonder t). 
  • Bij wij, jullie en zij (meervoud) schrijf je het hele werkwoord.

Slide 5 - Tekstslide

Aan de slag
Op Niveau - Blok 1 - Spelling t/m opdr. 4
> Bestudeer vast de theorie 'Persoonsvorm verleden tijd'

Om 10.00 AF, 2e deel uitleg

Slide 6 - Tekstslide

Pv verleden tijd
  • klankvaste werkwoorden: huil-huilde, werk-werkte
  • klankveranderende werkwoorden: loop-liep, schrijf-schreef

Voltooid deelwoord: bij klankveranderend hoor je hoe je het schrijft.

heeft verloren, is geweest, heb gelopen, heeft geschreven

Slide 7 - Tekstslide

Klankvast of klankveranderend?
  • werken
  • snoepen
  • lezen
  • gamen
  • hijsen
  • brengen

Slide 8 - Tekstslide

ij of ei?
In de volgende drie gevallen weet je wél altijd hoe je het woord spelt: 
  • bij woorden op -heid schrijf je altijd ei; 
  • bij woorden op -teit schrijf je altijd ei; 
  • bij woorden op -lijk schrijf je altijd ij. 

Maar: zomertijd, etenstijd.

Slide 9 - Tekstslide

Aan de slag
Op Niveau - Blok 1 - Spelling t/m opdr. 9.2

Is huiswerk voor maandag!

Slide 10 - Tekstslide