Toetsje module 3

Welk stuk darm komt er direct na de maag?
A
endeldarm
B
dikke darm
C
dunne darm
1 / 20
volgende
Slide 1: Quizvraag
verpleegkundeMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Welk stuk darm komt er direct na de maag?
A
endeldarm
B
dikke darm
C
dunne darm

Slide 1 - Quizvraag

In speeksel zit het enzym;
A
amylase
B
lipase
C
pepsine
D
erepsine

Slide 2 - Quizvraag

Waar start de afbraak van eiwitten en vetten?
A
In de mond
B
In de maag
C
In de pancreas
D
In de hepar

Slide 3 - Quizvraag

Welk orgaan maakt insuline aan?
A
Alvleesklier
B
Maag
C
Milt
D
Lever

Slide 4 - Quizvraag

Welk orgaan zorgt voor de ontgifting:
A
galblaas
B
alvleesklier
C
lever
D
maag

Slide 5 - Quizvraag

Welk vitamine maakt het lichaam aan onder invloed van zonlicht?
A
D
B
A
C
B
D
C

Slide 6 - Quizvraag

Koolhydraten komen het meest voor in :
A
brood
B
water
C
sla
D
boter

Slide 7 - Quizvraag

wanneer wordt de slikreflex opgewekt:
A
In de faryngale fase
B
In de oesofagale fase
C
In de orale fase
D
In alle fasen

Slide 8 - Quizvraag

Een zorgvrager met reuma die krachtvermindering in de handen hebben geef je:
A
een aangepast bord
B
een antislipmatje
C
bestek met een dikkere greep

Slide 9 - Quizvraag

Bij oedeem in de benen spreek je van een;
A
negatieve vochtbalans
B
positieve vochtbalans

Slide 10 - Quizvraag

Iemand met diarree moet;
A
veel drinken
B
pruimen eten
C
voedsel zonder vezels eten
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 11 - Quizvraag

Hoe kun je obstipatie voorkomen?
A
Door veel te bewegen
B
Door voedingsvezels te eten
C
Door bij aandrang naar het toilet te gaan
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 12 - Quizvraag

Verslikken;
A
dan komt voedsel in de slokdarm terecht
B
dan komt voedsel in de luchtpijp terecht

Slide 13 - Quizvraag

Van ondervoeding spreek je als:
A
iemand onbedoeld meer dan 10% gewicht verliest
B
iemand die afvalt door middel van een dieet
C
iemand die een BMI heeft van minder dan 30
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 14 - Quizvraag

Een energiebeperkt dieet wordt voorgeschreven aan mensen met;
A
een ziekte na een operatie
B
overgewicht
C
te hoog cholesterol
D
te laag cholesterol

Slide 15 - Quizvraag

Een vitamine is;
A
een enzym
B
een mineraal
C
een eiwit
D
een stof die bestaat uit chemische verbindingen

Slide 16 - Quizvraag

De vochtbalans moet;
A
positief zijn
B
negatief zijn
C
in balans zijn

Slide 17 - Quizvraag

Zorgvragers met een hoge bloeddruk zijn gebaat bij;
A
een natrium verrijkt dieet
B
natriumbeperkt dieet
C
energieverrijkt dieet
D
energiebeperkt dieet

Slide 18 - Quizvraag

Welke uitspraak is juist?
A
Mensen met diabetes mogen geen suiker eten
B
Mensen met diabetes hebben altijd overgewicht
C
Mensen met diabetes moeten koolhydraten over de dag verdelen
D
Mensen met diabetes moeten eiwitten over de dag verdelen

Slide 19 - Quizvraag

Een zorgvrager met een te hoog cholesterolgehalte krijgt een:
A
energiebeperkt dieet
B
energieverrijkt dieet
C
linolzuurverrijkt dieet
D
natriumbeperkt dieet

Slide 20 - Quizvraag