Taal les 14 1e, 2e of 3e persoon enkelvoud of meervoud

Bedenk een zin over wat je in het weekend hebt gedaan.
1 / 13
volgende
Slide 1: Open vraag
TaalBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Bedenk een zin over wat je in het weekend hebt gedaan.

Slide 1 - Open vraag

Lesdoel
Vandaag leren jullie om te bepalen of het onderwerp in de 1e, 2e of 3e persoon enkelvoud of meervoud staat.
Hoe gaan we dat doen?
- Korte uitleg
- Oefenen in LessonUp
- Opdracht tekst

Slide 2 - Tekstslide

enkelvoud
meervoud
1e persoon
ik
we, wij
2e persoon
jij, je, u
jullie
3e persoon
hij, zij, het, het kind, de boot, een vis
zij, ze, de kinderen,
de boten, de vissen

Slide 3 - Tekstslide

1e persoon: Iemand die het zegt.
Ik loop in de dierentuin. / Wij lopen in de dierentuin.
2e persoon: Tegen wie je iets zegt.
Jullie gaan naar huis. / Ga jij naar huis?
3e persoon: Iets of iemand anders.
Zij zijn in de supermarkt. / Het kind gaat naar de supermarkt.

Slide 4 - Tekstslide

1e, 2e of 3e persoon?
Komen jullie wat drinken?
A
1e persoon meervoud
B
2e persoon meervoud
C
3e persoon meervoud
D
3e persoon enkelvoud

Slide 5 - Quizvraag

1e, 2e of 3e persoon?
Die tekening lijkt wel echt.
A
1e persoon enkelvoud
B
2e persoon enkelvoud
C
3e persoon enkelvoud
D
3e persoon meervoud

Slide 6 - Quizvraag

1e, 2e of 3e persoon?
Ik heb dorst.
A
1e persoon enkelvoud
B
2e persoon enkelvoud
C
2e persoon meervoud
D
3e persoon meervoud

Slide 7 - Quizvraag

1e, 2e of 3e persoon?
Wij lopen samen naar de stad.
A
1e persoon meervoud
B
2e persoon meervoud
C
3e persoon enkelvoud
D
3e persoon meervoud

Slide 8 - Quizvraag

Opdracht teksten
- Zoek het onderwerp in elke zin.
- Schrijf op in welke persoon het onderwerp staat. (1e/2e/3e persoon enkelvoud of meervoud)
- Tijd over? Ga alvast aan de slag met de les in Snappet.

timer
8:00

Slide 9 - Tekstslide

Politie rukt uit voor wapen van chocolade
Agenten in Maastricht zijn uitgerukt voor... chocolade.
Een man belde de politie omdat hij een wapen voor zijn voordeur zag liggen. Toen agenten gingen kijken, bleek het om snoepgoed te gaan: een chocoladepistool met een chocoladedoosje voor kogels.
De man heeft het chocoladewapen aan de agenten meegegeven, want hij was niet zo blij met het cadeau. De agenten hebben daarom een tip voor de sint.
Een chocoladeletter bij de voordeur was echt veel beter geweest.



Slide 10 - Tekstslide

Politie rukt uit voor wapen van chocolade
1. Agenten (3e p mv) in Maastricht zijn uitgerukt voor... chocolade.
2. Een man (3e p ev) zei: '3. Ik (1e p ev) belde de politie omdat ik een wapen voor mijn voordeur zag liggen.' Toen 4. agenten (3e p mv) gingen kijken, bleek het om snoepgoed te gaan. 5. De man (3e p ev) zei tegen de agenten: '6. Jullie (2e p mv) hadden een chocoladepistool met een chocoladedoosje voor de kogels gevonden.' 
7. De man (3e p ev) zei tegen een agent: '8. Jij (2e p ev) mag het chocoladewapen meenemen.' 9. Hij (3e p ev) was niet zo blij met het cadeau. 10. De agenten (3e p mv) hebben daarom een tip voor de sint: 11. Een chocoladeletter (3e p ev) bij de voordeur was echt veel beter geweest.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Bedenk een zin waarin het onderwerp in de 3e persoon meervoud staat.

Slide 13 - Open vraag