Thema 4 - les 1

Thema 3
Familie en vrienden - dag 1
Ik leer Nederlandse ...
  • woorden
  • zinnen

Ik: 
  • kijk en lees
  • luister en spreek
  • schrijf op

  • ken de woorden
  • kan luisteren, spreken, lezen en schrijven
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
ISKMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Thema 3
Familie en vrienden - dag 1
Ik leer Nederlandse ...
  • woorden
  • zinnen

Ik: 
  • kijk en lees
  • luister en spreek
  • schrijf op

  • ken de woorden
  • kan luisteren, spreken, lezen en schrijven

Slide 1 - Tekstslide

Tip: zet devices tijdens de les uit.
Total Physical Response
Vooruitblik:
  • Ik leer woorden en zinnen.

Uitvoering:
  • Ik kijk de video en ik leer door te doen.

Terugblik:
  • Ik ken de woorden van deze les.
Woord voor woord
4
Wil je koffie of thee?

Slide 2 - Tekstslide

Doe het zelf is een TPR oefening om met de leerlingen samen te doen. De docent doet voor en de leerlingen doen het na.

Slide 3 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wil je iets drinken?
Een kopje koffie? - Nee.
Een kopje thee? - Ja.
Ik wil een kopje thee.
Wil je ook suiker? - Ja, lekker.
Hoeveel suiker? - Een beetje.
Wil je ook melk? - Ja, lekker.
Hoeveel melk? - Weinig melk.
Ik pak het kopje.
Ik doe de thee in het kopje.
Ik doe de suiker in het kopje.
Ik doe de melk in het kopje.
Ik pak de thee. Ik drink de thee.
Mmmm, lekker!
Doe het zelf!
Slepen
Woord voor woord
geen
weinig
een beetje
hoeveel?
lekker
veel

Slide 4 - Sleepvraag

Doe het zelf is een TPR oefening om met de leerlingen samen te doen. De docent doet voor en de leerlingen doen het na.

de suiker
Woord voor woord
A
B
C
D

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


de melk
Woord voor woord
A
B
C
D

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


het kopje
Woord voor woord
A
B
C
D

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


de thee
Woord voor woord
A
B
C
D

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


de koffie
Woord voor woord
A
B
C
D

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


de kan
Woord voor woord
A
B
C
D

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoorden
Zelfstandige naamwoorden
Overige woorden
drink
zet (neer)
wil
kom
ga
de suiker
de melk
het kopje
de kan
de kofife
de thee
lekker
geen
wat
of
hoeveel
veel - weinig
een beetje
De woorden van Les 4
Woord voor woord

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leer de zin(nen) van les 4
Wil je .. ?
Wat is dat?
Hoeveel ... wil je?
Woord voor woord

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Ik heb woorden geleerd.
Woord voor woord

Slide 13 - Poll

Deze slide heeft geen instructies


Ik ken de woorden uit deze les.
Woord voor woord
0100

Slide 14 - Poll

Deze slide heeft geen instructies


Ik vind de les ...
Woord voor woord
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk!
Kijk en luister 
elke dag naar het filmpje 
op je mobiel in LessonUp.
Woord voor woord
4
Tot de volgende les.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het woordenschrift
  • Je leert 12 woorden (beter) kennen.

  • Je gaat in het woordenschrift schrijven.

  • Schrijft de vertaling erbij als dat kan.

  • Schrijf een korte zin als dat kan.
herhaling / (t)huiswerkopdracht: Typ het woord.
Tik op de hotspot en toon de schrijfwijze van het woord.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Enkelvoud (1): het fruit
  • Meervoud (2+): het fruit






Beluister het woord.
(t)huiswerkopdracht: 
Typ het woord.

Slide 18 - Woordweb

Schuif bij eerste aanbod het schrift naar beneden, laat het enkelvoud zien en overschrijven. Vertel vervolgens het meervoud, dat hoeft niet te worden opgeschreven. Je kunt er eventueel wel een contextrijke zin met meervoud mee maken en die laten opschrijven.
  • Enkelvoud (1): de appel
  • Meervoud (2+): de appels






Beluister het woord.
(t)huiswerkopdracht: 
Typ het woord.

Slide 19 - Woordweb

Schuif bij eerste aanbod het schrift naar beneden, laat het enkelvoud zien en overschrijven. Vertel vervolgens het meervoud, dat hoeft niet te worden opgeschreven. Je kunt er eventueel wel een contextrijke zin met meervoud mee maken en die laten opschrijven.
  • Enkelvoud (1): de banaan
  • Meervoud (2+): de bananen






Beluister het woord.
(t)huiswerkopdracht: 
Typ het woord.

Slide 20 - Woordweb

Schuif bij eerste aanbod het schrift naar beneden, laat het enkelvoud zien en overschrijven. Vertel vervolgens het meervoud, dat hoeft niet te worden opgeschreven. Je kunt er eventueel wel een contextrijke zin met meervoud mee maken en die laten opschrijven.
  • Enkelvoud (1): de sinaasappel
  • Meervoud (2+): de sinaasappels






Beluister het woord.
(t)huiswerkopdracht: 
Typ het woord.

Slide 21 - Woordweb

Schuif bij eerste aanbod het schrift naar beneden, laat het enkelvoud zien en overschrijven. Vertel vervolgens het meervoud, dat hoeft niet te worden opgeschreven. Je kunt er eventueel wel een contextrijke zin met meervoud mee maken en die laten opschrijven.
  • Enkelvoud (1): de peer
  • Meervoud (2+): de peren






Beluister het woord.
(t)huiswerkopdracht: 
Typ het woord.

Slide 22 - Woordweb

Schuif bij eerste aanbod het schrift naar beneden, laat het enkelvoud zien en overschrijven. Vertel vervolgens het meervoud, dat hoeft niet te worden opgeschreven. Je kunt er eventueel wel een contextrijke zin met meervoud mee maken en die laten opschrijven.
  • Enkelvoud (1): de druif
  • Meervoud (2+): de druiven






Beluister het woord.
(t)huiswerkopdracht: 
Typ het woord.

Slide 23 - Woordweb

Schuif bij eerste aanbod het schrift naar beneden, laat het enkelvoud zien en overschrijven. Vertel vervolgens het meervoud, dat hoeft niet te worden opgeschreven. Je kunt er eventueel wel een contextrijke zin met meervoud mee maken en die laten opschrijven.
  • Enkelvoud (1): de groente
  • Meervoud (2+): de groenten






Beluister het woord.
(t)huiswerkopdracht: 
Typ het woord.

Slide 24 - Woordweb

Schuif bij eerste aanbod het schrift naar beneden, laat het enkelvoud zien en overschrijven. Vertel vervolgens het meervoud, dat hoeft niet te worden opgeschreven. Je kunt er eventueel wel een contextrijke zin met meervoud mee maken en die laten opschrijven.
  • Enkelvoud (1): de ui
  • Meervoud (2+): de uien






Beluister het woord.
(t)huiswerkopdracht: 
Typ het woord.

Slide 25 - Woordweb

Schuif bij eerste aanbod het schrift naar beneden, laat het enkelvoud zien en overschrijven. Vertel vervolgens het meervoud, dat hoeft niet te worden opgeschreven. Je kunt er eventueel wel een contextrijke zin met meervoud mee maken en die laten opschrijven.
  • Enkelvoud (1): de komkommer
  • Meervoud (2+): de komkommers






Beluister het woord.
(t)huiswerkopdracht: 
Typ het woord.

Slide 26 - Woordweb

Schuif bij eerste aanbod het schrift naar beneden, laat het enkelvoud zien en overschrijven. Vertel vervolgens het meervoud, dat hoeft niet te worden opgeschreven. Je kunt er eventueel wel een contextrijke zin met meervoud mee maken en die laten opschrijven.
  • Enkelvoud (1): de prei
  • Meervoud (2+): de preien






Beluister het woord.
(t)huiswerkopdracht: 
Typ het woord.

Slide 27 - Woordweb

Schuif bij eerste aanbod het schrift naar beneden, laat het enkelvoud zien en overschrijven. Vertel vervolgens het meervoud, dat hoeft niet te worden opgeschreven. Je kunt er eventueel wel een contextrijke zin met meervoud mee maken en die laten opschrijven.
  • Enkelvoud (1): de wortel
  • Meervoud (2+) de wortels






Beluister het woord.
(t)huiswerkopdracht: 
Typ het woord.

Slide 28 - Woordweb

Schuif bij eerste aanbod het schrift naar beneden, laat het enkelvoud zien en overschrijven. Vertel vervolgens het meervoud, dat hoeft niet te worden opgeschreven. Je kunt er eventueel wel een contextrijke zin met meervoud mee maken en die laten opschrijven.
  • Enkelvoud (1): de tomaat
  • Meervoud (2+) de tomaten






Beluister het woord.
(t)huiswerkopdracht: 
Typ het woord.

Slide 29 - Woordweb

Schuif bij eerste aanbod het schrift naar beneden, laat het enkelvoud zien en overschrijven. Vertel vervolgens het meervoud, dat hoeft niet te worden opgeschreven. Je kunt er eventueel wel een contextrijke zin met meervoud mee maken en die laten opschrijven.
  • Enkelvoud (1): de sla
  • Meervoud (2+) de sla's






Beluister het woord.
(t)huiswerkopdracht: 
Typ het woord.

Slide 30 - Woordweb

Schuif bij eerste aanbod het schrift naar beneden, laat het enkelvoud zien en overschrijven. Vertel vervolgens het meervoud, dat hoeft niet te worden opgeschreven. Je kunt er eventueel wel een contextrijke zin met meervoud mee maken en die laten opschrijven.
Samengevat, de woorden van dag 1 zijn:
Enkelvoud (1):
het fruit
de appel
de banaan
de sinaasappel
de peer
de druif
de groente
de ui
de komkommer
de prei
de wortel
de tomaat
de sla
Meervoud (2+):
het fruit
de appels
de bananen
de sinaasappels
de peren
de druiven
de groenten / de groentes
de uien
de komkommers
de preien
de wortels
de tomaten
de sla's

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  1. Maak de oefeningen in het werkboekje.
  2. Zelfcontrole, is het goed geschreven?







  • Klaar? Lees zelfstandig in het leesboekje.
Aan het werk met de woorden
timer
30:00
Thema 4
dag 1

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen met de woorden

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Ik heb woorden geleerd.

Slide 34 - Poll

Deze slide heeft geen instructies


Hoe leuk was de les vandaag?

Slide 35 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Klik tijdens de les bij deze dia op Escape, stop de LessonUp
Klik vervolgens in de bewerker op Deel met leerlingen en deel de les uit aan de klas. Laat leerlingen vervolgens met hun schoolmail inloggen bij www.lessonup.app om de DigLin+ oefeningen te kunnen maken vanuit de geselecteerde links, zoals beschreven op de DigLin+ slide.

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  1. Ga naar www.nt2school.nl en log in bij DigLin+.
  2. Kom terug naar LessonUp.
  3. Klik op onderstaande links om te oefenen.
Lezen

  1. Junior lezen 1
  2. Kies een tekst.
  3. Lees en luister.
  4. Maak oefeningen.
  5. Vul het evaluatieblad in.

ie - i

Slide 37 - Tekstslide

Oren in de knoop: oo - o
177 - Kort of lang
145 - Bingo klanken (2 klanken)