les 2 p4 ASS

1 / 47
volgende
Slide 1: Video
DoelgroepenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Deze slide heeft geen instructies

les 2 p4 ASS

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen?
Terugblik psychoses
ASS in de DSM IV en de kenmerken
Centrale coherentie​

Theory of mind​
Executieve functies
Auti communicatie oefening
 Fabels ASS

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Psychotische aandoeningen
Wat weet je er nog van?

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Symptomen schizofrenie 
 Wanen

 Hallucinaties

 Verward denken

 Verminderd functioneren

Slide 5 - Tekstslide

Waan= Persoonlijke overtuiging die niet matchen met de werkelijkheid. De client houdt vast aan zijn denkbeelden ( grootheidswaan/achtervolgingswaan)

Hallucinaties= Iemand neemt iets waar wat er niet is ( beelden, geur, geluiden, proeven) meetvoorkomende is stemmen.

Verward denken= Denken gaat te traag/snel/chaotisch slechte concentratie, geen goede realiteitsbeleving, activiteiten verlopen chaotisch.
Joep denkt achtervolgd te worden door de CIA. Hij sluit zich op in zijn huis en heeft alle elektrische apparaten het huis uitgedaan omdat de CIA d.m.v. straling ook zijn gedachten kan lezen.
A
Joep heeft last van wanen
B
Joep heeft last van hallucinaties
C
Joep heeft apathie
D
Joep heeft last van katatonie

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten in het boek Mensen
Mensen - 14 Schizofrenie, stemmingsstoornissen en verslaving
Opdracht 3. Symptomen
Mensen - 14 Schizofrenie, stemmingsstoornissen en verslaving
Opdracht 8. Achtervolgd

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • De student herkent de DSM V beschrijving voor ASS
  • De student herkent de kenmerken van ASS
  • De student legt uit welke begeleiding passend is bij iemand met ASS
  • Student kan auti communicatie herkennen en uitleggen wat het inhoudt.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar denk je aan bij autisme?
Wat weet je er nog van?

Slide 9 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat is autisme?
- Autisme de ‘verzamelnaam voor gedragskenmerken die duiden op een 
  kwetsbaarheid op de volgende gebieden: sociale interactie, communicatie, 
  flexibiliteit in denken en handelen en het filteren en integreren van 
  informatie.’

- De meeste mensen met autisme hebben een normale tot hoge 
   intelligentie. Ongeveer 30 % heeft een verstandelijke beperking.
- Ruim 1% van de Nederlanders, heeft autisme. 
4X zo vaak bij mannen dan bij vrouwen.


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Autisme spectrum stoornis
= ASS Afkorting
  • informatie verwerkingssysteem van de hersenen
  • oude classificering vs het spectrum

Slide 11 - Tekstslide


PDD-NOS: is een soort restcategorie voor stoornissen waarbij wel problemen zijn op het gebied van sociale interactie en communicatie, maar waarbij iemand niet geheel voldoet aan de specifieke criteria voor één van de andere autistische stoornissen.
Klassiek autisme: de term ‘klassiek autisme’ werd gebruikt om de meest zware variant van autisme te omschrijven. Alle kenmerken zijn aan de orde.
Voorheen in DSM IV
  • Syndroom van Asperger: Asperger lijkt wat betreft sociale problemen en communicatieproblemen op klassiek autisme. Het verschil is dat mensen met Asperger wel goed kunnen praten en leren. Het is echter wel moeilijker voor deze groep om taal te begrijpen en te begrijpen wat andere mensen denken en voelen. Daarnaast komt het vaak voor dat zij de neiging hebben om veel te praten. Vaak is er sprake van meer fantasie en een grotere behoefte aan vriendschappen en relaties dan mensen met klassiek autisme.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

DSM V criteria voor Autisme
Problemen op het gebied van sociale communicatie en sociale interactie 

Beperkte, repetitieve gedragspatronen, interesses of activiteiten

Over- of ondergevoeligheid voor zintuiglijke prikkels.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weet jij waarom er is gekozen voor de term autismespectrumstoornis i.p.v. voor de term autisme?

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Oorzaken autisme
Erfelijkheid
Bij 5 tot 6 op de 10 mensen met autisme is het erfelijk bepaald. 
Omgeving
Je kunt een erfelijke aanleg hebben, maar dus niet dat je per se een diagnose autisme hoeft te krijgen. 
De kans op autisme is groter bij:
- tekort aan vitamine D tijdens de zwangerschap
- gebruik van sommige medicijnen tijdens de zwangerschap (antidepressiva)
- problemen tijdens de geboorte, zoals te vroeg geboren worden
- ouders die op hogere leeftijd nog kinderen krijgen.


Slide 15 - Tekstslide

- Er bestaat geen biomarker voor autisme, zoals een bloed- of dna-test.
- De diagnose wordt gesteld door een psychiater of een gz-psycholoog aan de hand van een aantal gedragskenmerken.
- Iedere persoon met autisme is anders.
Vandaar dat er nu met het spectrum wordt gewerkt.
 
Op welke twee gebieden komen de oorzaken van Autisme voor?
A
Sociale interactie & Communicatie
B
Erfelijkheid & Communicatie
C
Erfelijkheid & Omgeving
D
Sociale interactie & Erfelijkheid

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken ASS
Sociale interactie en verbeelding 
Ze zijn bijvoorbeeld erg in zichzelf gekeerd of maken geen oogcontact met anderen; ze kunnen zich moeilijk inleven in andere mensen.

Communicatie en (lichaams)taal
 Ze herkennen vaak geen gezichtsuitdrukkingen (boos, blij, verdrietig), hun taalontwikkeling is vaak vertraagd en afwijkend; ze nemen figuurlijke uitspraken letterlijk.

Stereotiepe interesses en gedrag
Ze kunnen bijvoorbeeld helemaal opgaan in een bepaalde activiteit, zodat nergens anders aandacht meer voor is. In hun gedrag zijn vaak herhalende patronen te herkennen.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

8 Kenmerken ASS
Moeilijk contact maken en onderhouden;
Veel moeite hebben met veranderingen;
Niet flexibel zijn in denken en doen;
Zich moeilijk iets kunnen verbeelden of de fantasie laten gaan;
Gevoeliger of juist minder gevoelig voor prikkels als pijn en geluid zijn;
Anderen minder goed kunnen aanvoelen;
Herhaling in gedragingen en vasthouden aan routines;
Overmatige belangstelling voor een bepaald onderwerp.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Informatie verwerking
Centrale coherentie
Theory of mind
executieve functies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Informatie verwerking, wat zie je?

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Centrale coherentie
Mensen zijn in staat losse informatie tot 1 geheel te kunnen verwerken. ( je ziet verbanden, denkt snel en reageert)
bijvoorbeeld je ziet bol vacht, vier poten en spitse oortjes denk je aan een : ......

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Links of rechts?

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Theory of mind
Het vermogen om:
- gedachten, bedoelingen, gevoelens en ideeën. Van jezelf en anderen op te merken en hier rekening mee te houden.
bijv. passend op iemands verdriet reageren, of als je vriend geen zin heeft om te voetballen begrijpen dat jullie wel vrienden blijven. 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat zou een gevolg kunnen zijn als je een beperkte theory of mind hebt? (Inlevingsvermogen, moeite herkennen emoties)

Slide 27 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Executieve functies
het kunnen plannen, organiseren en uitvoeren van taken.


Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Werk samen in Duo's. Schrijf de vragen op + jullie antwoord op papier

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Behandeling autisme
* Er bestaat geen behandeling of medicijn om autisme mee te genezen.
 * Wel kunnen mensen met autisme met de juiste hulp en behandeling naar school, werken en relaties met andere opbouwen.
*Benoem ook tijdens de begeleiding positieve en sterke kanten van de cliënt

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begeleiding geven bij Autisme
- Structuur bieden,
- Voorkom veel prikkels,
- Zorg voor voorspelbaarheid
- Pas je communicatie aan; korte zinnen, duidelijke boodschap.
- Probeer te denken vanuit iemand met autisme ( centrale coherentie, theory of mind, executieve functies.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Auti communicatie
‘Geef me de vijf principe’:
WAT
WANNEER
met WIE
WAAR
HOE

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Auti-communicatie instructie
Pak een sneetje wit brood.
Smeer de pindakaas op het brood.
Gooi de Hagelslag op het brood
eet smakelijk.

Een duidelijke instructie, toch?

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefening !
Zeggen wat je doet en doen wat je zegt.
Maak groepjes van 4.
  1. jullie gaan een zo precies & duidelijk mogelijke instructie schrijven, 
  2. Let op: je gaat de instructie ook voordragen ( let op intonatie/prikkels/non verbaal/rust)
  3. welk groepje doet dit het beste?

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen behaald?
  • De student herkent de DSM V beschrijving voor ASS
  • De student herkent de kenmerken van ASS
  • De student legt uit welke begeleiding passend is bij iemand met ASS
  • Student kan auti communicatie herkennen en uitleggen wat het inhoudt.

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fabels over Autisme
- Autisme is te genezen
- Mensen met autisme willen het liefst alleen zijn
- Mensen met autisme vermijden oogcontact
- Mensen met autisme hebben een verhoogd testosterongehalte
- Mensen met autisme hebben geen empathisch vermogen
- Mensen met autisme hebben geen gevoel voor humor
- Iederéén is een beetje autistisch
- Mensen met autisme kunnen het beste repetitief werk doen, met veel structuur en weinig              sociale interactie – zoals bijvoorbeeld de functie van computerprogrammeur




Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 47 - Video

Deze slide heeft geen instructies