coolheid

dubbele ontkenning
&
foutieve beknopte bijzin
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

dubbele ontkenning
&
foutieve beknopte bijzin

Slide 1 - Tekstslide

Dubbele ontkenning
  • Herhaling van ontkennende woorden in een zin
  • Dus 2 ontkenningen


  • Wordt vaak in spreektaal gebruikt om betekenis te versterken
  • Maar dat is fout

Slide 2 - Tekstslide

  • We hebben nooit geen problemen.

  • Met een paraplu voorkom je dat je niet nat wordt.

  • Ik ontken dat ik dat niet heb gedaan.
Voorbeelden

Slide 3 - Tekstslide


Welke is fout?
A
Een gedragstest voor pitbulls en hun baasjes moet voorkomen dat jaarlijks tientallen honden onnodig worden afgemaakt.
B
Net zomin als zijn oudste broer zal Rudy erin slagen de biologiestudie uiteindelijk niet af te maken.
C
Ik heb er niet voor gezorgd dat ik een voldoende haal.
D
Henriëtte wil niet mee naar het overdekte zwembad, want ze kan slecht tegen de drukte en lawaai.

Slide 4 - Quizvraag


Wat is hier fout aan?
De school moet ervoor oppassen dat ze bij maatschappijleer het verschijnsel 'loverboys' niet gaat overdrijven.

Slide 5 - Open vraag

Foutieve beknopte bijzin
  • Bijzin waar onderwerp wordt 'verzwegen'

  • Drie soorten: 
     - onvoltooid deelwoord
        Lopend naar de overkant werd hij bijna aangereden. 
     - voltooid deelwoord 
        In roomboter gebraden smaakt het vlees hem goed.
     - te + infinitief 
        Na koffie te hebben gedronken, gingen we naar huis.



Slide 6 - Tekstslide

  • Kan fout gaan: onderwerp hoofdzin moet onderwerp bijzin zijn

  • Dan:
     - Lopend naar de overkant reed de auto hem bijna aan.
     - In roomboter gebraden eet hij het lekkere vlees op.
     - Na koffie gedronken te hebben, reed onze bus verder.
Voorbeelden

Slide 7 - Tekstslide


Welke is goed?
A
Na een halfuur in de stationsrestauratie gezeten te hebben reed de intercity verder.
B
In het hotel aangekomen vielen de kamers ons erg tegen.
C
Hardlopend werden de boeven door de politie in de gaten gehouden.
D
Spelend in de tuin van het zomerhuisje belandde de voetbal van de kinderen in de vijver.

Slide 8 - Quizvraag


Welk(e) woord(en) is(/zijn) fout?
De wiskundesommen controlerend vielen de resultaten de docent erg tegen.

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Tekstslide