Het dierenrijk

Meeldraden van mannelijke bloem produceren stuifmeelkorrels of pollen.
De stempels van vrouwelijke bloemen worden bestoven.
Zaadcellen uit de pollen bereiken de zaadbeginsels.
Eicellen in de vrouwelijke bloemen worden bevrucht.
Bevruchte eicellen groeien uit tot zaden die een embryo bevatten.
Het vruchtbeginsel groeit uit tot een vrucht rond de zaden.
Na de rustperiode komen de zaden in de bodem terecht.
Het embryo groeit uit tot een kiemplant en zo opnieuw tot een volwassen plant.
Volwassen planten vormen mannelijke en vrouwelijke bloemen.
1 / 27
volgende
Slide 1: Sleepvraag
BiologieMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Meeldraden van mannelijke bloem produceren stuifmeelkorrels of pollen.
De stempels van vrouwelijke bloemen worden bestoven.
Zaadcellen uit de pollen bereiken de zaadbeginsels.
Eicellen in de vrouwelijke bloemen worden bevrucht.
Bevruchte eicellen groeien uit tot zaden die een embryo bevatten.
Het vruchtbeginsel groeit uit tot een vrucht rond de zaden.
Na de rustperiode komen de zaden in de bodem terecht.
Het embryo groeit uit tot een kiemplant en zo opnieuw tot een volwassen plant.
Volwassen planten vormen mannelijke en vrouwelijke bloemen.

Slide 1 - Sleepvraag


Les 7 -
Het dierenrijk

Slide 2 - Tekstslide

Oriëntatie

Slide 3 - Tekstslide

Welke kenmerken zijn typerend voor een dier?

Slide 4 - Woordweb

Welke structuren zorgen voor steun bij mensen en beren?

Slide 5 - Woordweb

Slide 6 - Tekstslide

Welke gelijkenis vertonen de poten van kreeften en spinnen?

Slide 7 - Woordweb

Dieren met een wervelkolom
Dieren met uitwendige verharde delen
Dieren zonder verharde delen
aap
kikker
krokodil
slang
zalm
mossel
garnaal
kever
spin
mier
regenworm
kwal
bloedzuiger

Slide 8 - Sleepvraag

Gewervelden en ongewervelden
Ongewervelden = dieren zonder wervelkolom, hebben andere manieren om hun lichaam steun en vorm te geven

Slide 9 - Tekstslide

Gewervelden en ongewervelden
Gewervelden = dieren met een wervelkolom


Slide 10 - Tekstslide

Systematici delen de dieren op in verschillende stammen:

Chordadieren
Niet-chordadieren

Slide 11 - Tekstslide

Chordadieren
Chorda dorsalis = inwendige buigzame bindweefselstreng aan de rugzijde

Gewervelde dieren = chordadieren

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Chordadieren
Chorda dorsalis = inwendige buigzame bindweefselstreng aan de rugzijde

Ook niet-gewervelde dieren kunnen chordadieren zijn

Slide 15 - Tekstslide

Chordadieren

Slide 16 - Tekstslide

Niet-chordadieren

= enkel ongewervelden
Meesten leven in het water
Op het land blijven ze meestal klein

Slide 17 - Tekstslide

Niet-chordadieren
>20 verschillende stammen

1) sponzen                                                             5) rondwormen
2) neteldieren                                                      6) weekdieren
3) platwormen                                                     7) geleedpotigen
4) de gelede wormen                                       8) stekelhuidigen

Slide 18 - Tekstslide

In groepjes:
- Elk groepje beschrijft één stam.
- Per stam bestudeer je één voorbeeldexemplaar 
   (soortnaam noteren, niet dezelfde kiezen als in het werkboek).
- Per voorbeeld beschrijf je de 6 verschillende kenmerken 
   (p.72- 77).
- Elk groepje geeft zijn bevindingen in in de padlet:


Slide 19 - Tekstslide

Wat moet er in de padlet?
- Soortnaam
- Foto van het organisme
- Beschrijving van de 6 kenmerken

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Symmetrie

Slide 22 - Tekstslide

Segmentatie

Slide 23 - Tekstslide

Steun en bescherming

- geen harde delen
- netwerk van vezels
- kalkachtige schelp
- uitwendig hard pantser
- stevige huid met stekels

Slide 24 - Tekstslide

Aanhangsels
- gelede aanhangsels
- ongelede aanhangsels
- geen aanhangsels

Slide 25 - Tekstslide

Lichaamsvorm
- wormachtig plat
- wormachtig rond
- gevarieerd

Slide 26 - Tekstslide

Voortbeweging
- vastzittend
- vrij bewegend

Slide 27 - Tekstslide