H3 §1 Elektriciteit

H4.1
Gelukkig nieuw jaar
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H4.1
Gelukkig nieuw jaar

Slide 1 - Tekstslide

programma/elektriciteit
25 dia's nieuw hoofdstuk H3
praktische opdrachten 
weerstand van een lamp en een grijzen blokje

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je nog van vorig jaar over elektriciteit?

Slide 3 - Open vraag

3: Elektriciteit

Waarom gaan de haren van dit meisje recht 
overeind staan?

Slide 4 - Tekstslide

3: Elektriciteit
3.1    Elektriciteit en lading
3.2   Geleidbaarheid en weerstand
3.3   Parallel en serie
3.4   Energie en vermogen
3.5   Elektromagnetisme

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoelen
-  weten hoe een atoom opgebouwd is  
-  begrijpen hoe geladen deeltjes ontstaan
- begrijpen wanneer en hoe stroom loopt
- weten wat stroomsterkte is
- weten wat spanning is
 

Slide 6 - Tekstslide

Lading
Atoom: ( kern en schillen):
Kern: protonen (+) en neutronen (neutraal)
Schillen: elektronen (-)
- elektrisch neutraal
- geladen worden -> Ion
wrijven: tekort aan elektronen of juiste een overschot 
Lading -> positief of negatief
gelijksoortige ladingen stoten elkaar af


Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Elektrische stroom
Bewegende lading:
-  wollen trui: vonken
- bliksem  

Gesloten stroomkring

Slide 10 - Tekstslide

Elektrische stroom
Geleider -> metaal
Isolator 

geleidingselektronen

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Link

Stroomsterkte
Stroomsterkte: I  in A of mA (Ampère)
              - Aantal elektronen per seconde

Stroom:        van + naar -
Elektronen: van - naar +

Slide 13 - Tekstslide

Spanning
Spanning: U  in V (Volt)
              - ladingsverschil van elektronen
Stroombron:
rondpompen van elektronen met 
energie 


Slide 14 - Tekstslide

Gelijksoortige lading trek elkaar aan.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Waarom gaan de haren
van dit meisje omhoog
staan?
A
de haren hebben tegenovergestelde lading en stoten elkaar af
B
de haren hebben dezelfde lading en stoten elkaar af
C
De haren zijn magnetisch geworden

Slide 16 - Quizvraag

Protonen zijn bouwsteentjes van een atoom. Waar zitten ze? En wat is de lading van een proton?
A
In de kern, negatieve lading
B
in de kern, positieve lading
C
in de wolk, negatieve lading
D
in de kern, geen lading

Slide 17 - Quizvraag

Elektronen hebben een:
A
Positieve lading
B
Negatieve lading
C
Neutrale lading

Slide 18 - Quizvraag

Als je met een negatief geladen staaf in de buurt van een waterstraal komt, wordt deze waterstraal aangetrokken.
Welke uitspraak is juist?
A
In het water zitten positieve als negatieve ladingen die worden afgestoten door de staaf
B
In het water zitten positieve en negatieve ladingen die worden aangetrokken door de staaf
C
In het water zitten positieve ladingen die worden aangetrokken door de staaf en negatieve ladingen die worden afgestoten door de staaf
D
In het water zitten positieve ladingen die worden afgestoten door de staaf en negatieve ladingen die worden aangetrokken door de staaf

Slide 19 - Quizvraag

Een negatief geladen ion ontstaat
(zo goed als altijd) doordat een proton los schiet.
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Welke van de onderstaande onderdelen is NIET noodzakelijk om stroom te laten lopen
A
stroombron
B
gesloten stroomkring
C
lamp
D
stroomdraad

Slide 21 - Quizvraag

De eenheid van stroomsterkte is?
A
I
B
A
C
U
D
V

Slide 22 - Quizvraag

omrekenen ampere
0,1 kA = .......... A
A
100 A
B
1000 A
C
10 A
D
0,0001

Slide 23 - Quizvraag

omrekenen van ampere.
1 mA = ......... A
A
10 A
B
1000 A
C
0,1 A
D
0,001 A

Slide 24 - Quizvraag

Omrekenen van ampere
10mA= ............A
A
1A
B
100A
C
0,010A
D
0,10A

Slide 25 - Quizvraag

omrekenen van ampere.
3 A = ......... mA
A
30 mA
B
300 mA
C
3000 mA
D
0,3mA

Slide 26 - Quizvraag

Omrekenen van ampere
100mA= ............A
A
1A
B
100A
C
0,010A
D
0,10A

Slide 27 - Quizvraag

Vrachtwagens met een bepaalde lading rijden rond in het gesloten circuit.

Welke uitspraak is onjuist?
A
De stroomsterkte is gelijk aan het aantal vrachtwagens dat langs rijdt
B
De spanning is het aantal vrachtwagens dat langsrijdt
C
Spanning is het verschil in lading tussen twee punten
D
De stroomsterkte is op alle punten in deze stroomkring gelijk

Slide 28 - Quizvraag

Waarom worden gesnipperde papier stukjes aangetrokken door de PVC buis?

Slide 29 - Open vraag

Waarom wordt de waterstraal uit de kraan aangetrokken door de pvc buis?

Slide 30 - Open vraag

wat waren de lesdoelen?

Slide 31 - Tekstslide

Leerdoelen
- begrijpen hoe geladen deeltjes ontstaan
- begrijpen wanneer en hoe stroom loopt
- weten wat stroomsterkte is
- weten wat spanning is
 

Maak opdrachten 3.1

Slide 32 - Tekstslide

Nu huiswerk controle geheel Hfd. 2 
begin met het maken van de opdrachten uit H3 §1 : 1 t/m 16 

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide