werkwoordspelling tt en vt

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Wat weet je nog
van werkwoordspelling?

Let op

• Staat het in de tegenwoordige tijd: stam + t
• Staat het in de verleden tijd: 't ex kofschip

Wat is een werkwoord dat je kan gebruiken als je niet zeker weet of je een 't' achter een woord moet zetten in de tegenwoordige tijd?

___ je huis volgende week verbouwd?
____ je boos als ik wegga?
Je beste vriend ___ je baas vanaf morgen.

1. Wordt, word, wordt
2. Wordt, wordt, word
3. Word, wordt, wordt
4. Word, Word, wordt

Zo zat dat

• 'Je huis' kun je niet vervangen door 'jij'. Het betekent nl niet hetzelfde en dus schrijf je 'wordt' met een 't' erachter.
• Kun je 'je' wel vervangen door 'jij' dan schrijf je: word je boos ..?

Noem een werkwoord zoals 'worden' waarbij je goed moet opletten in de tegenwoordige tijd

Gebiedende wijs (alleen de stam)
____ abonnee van de krant!

1. wordt
2. word

Wat gebeur... er tijdens de rust van deze voetbalwedstrijd?

1. gebeurd
2. gebeurt
3. gebeurdt

De pizza ... (branden) aan.

1. brand
2. brant
3. brandt

Beïnvloe... zij hem in grote mate?

1. beïnvloed
2. beïnvloet
3. beïnvloedt

Ik tree... nauwelijks nog solo op.

1. treed
2. treet
3. treedt

Gebruik je in de tegenwoordige en in de verleden tijd 't ex kofschip?

1. Nee, bij allebei niet
2. Ja, bij allebei
3. Alleen bij tt
4. Alleen bij vt

Verleden tijd:
'We __ onze grenzen bij die uitdaging.'
'De meeuw ___ op mijn frietjes.'

1. Verlegden, aasde
2. Verlegden, aaste
3. Verlegde, aasde
4. Verlegten, aaste

Want:

Verlegg- is de stam. de letter G zit niet 't ex kofschip, dus schrijf je verleggen in de verleden tijd met -de(n).

De stam van azen is az-. De Z zit ook niet in 't sexy fokschaap, dus schrijf je azen in de verleden tijd met -de(n).

Voltooid deelwoord:
Waar is dat ongeluk gebeur...?

1. gebeurd
2. gebeurt
3. gebeurdt

Hij heeft de ministers van het nieuwe kabinet … (benoemen).

1. benoemt
2. benoemd
3. benoemdt

Werkwoorden (voltooid deelwoorden) als bijvoeglijk naamwoord. Voorbeelden?

Voorbeelden

• De aangebrande aardappelen (in plaats van: 'de aardappelen zijn aangebrand'
• Het verwoeste gebouw (in plaats van: 'het gebouw is verwoest') 
• Het beloofde zakgeld (in plaats van: 'het zakgeld is beloofd') 

De vergrootte / vergrote foto.

1. vergrootte
2. vergrote

Kahoot?