ontleden + voorbereiden 3e naamval HV2

Willkommen in dieser Nachhilfestunde.
 
Na dit uur weet je of je: 
* of je (nog) kan ontleden,  
* moet je de pv, ow, lv en het mw in een zin  kunnen vinden
*ga je alvast bestuderen wat er dan in het Duits bij het mw verandert



1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Willkommen in dieser Nachhilfestunde.
 
Na dit uur weet je of je: 
* of je (nog) kan ontleden,  
* moet je de pv, ow, lv en het mw in een zin  kunnen vinden
*ga je alvast bestuderen wat er dan in het Duits bij het mw verandert



Slide 1 - Tekstslide

6

Slide 2 - Video

00:29
Hoe vind je het onderwerp van een zin?

Slide 3 - Open vraag

00:35
En? wist je dit nog?
A
jazeker
B
nee, ik was het helemaal kwijt

Slide 4 - Quizvraag

00:59
Welke vraag wordt hier bedoeld?

Slide 5 - Open vraag

01:03
En? wist je dit nog?
A
jazeker
B
nee, dit was ik echt vergeten

Slide 6 - Quizvraag

01:34
Welke vraag wordt er nu bedoeld?

Slide 7 - Open vraag

01:48
Welke vraag had jij ingevuld?
A
de 1e vraag
B
de 2e vraag
C
Dit wist ik helemaal niet meer

Slide 8 - Quizvraag

Nu zelf een paar zinnen ontleden
Als je het niet meer weet, kun je de video nog eens afspelen

Slide 9 - Tekstslide

Wat is in deze zin de persoonsvorm?
...(mijn) Mutter gibt ... (haar) Vater ... (een) Geschenk

A
...(mijn) Mutter
B
gibt
C
... (haar) Vater
D
... (een) Geschenk

Slide 10 - Quizvraag

Wat is in deze zin het onderwerp?
...(mijn) Mutter gibt ... (haar) Vater ... (een) Geschenk

A
...(mijn) Mutter
B
gibt
C
... (haar) Vater
D
... (een) Geschenk

Slide 11 - Quizvraag

Wat is in deze zin het lijdend voorwerp?
...(mijn) Mutter gibt ... (haar) Vater ... (een) Geschenk
A
... (mijn) Mutter
B
gibt
C
... (haar) Vater
D
... (een) Geschenk

Slide 12 - Quizvraag

Wat is in deze zin het meewerkend voorwerp?
...(mijn) Mutter gibt ... (haar) Vater ... (een) Geschenk
A
... (mijn) Mutter
B
gibt
C
... (haar) Vater
D
... (een) Geschenk

Slide 13 - Quizvraag

Wat is in deze zin het meewerkend voorwerp?
Der Mann schreibt seinen Eltern einen Brief
A
Der Mann
B
seinen Eltern
C
schreibt
D
einen Brief

Slide 14 - Quizvraag

Wat is in deze zin de persoonsvorm?
Der Mann schreibt seinen Eltern einen Brief
A
Der Mann
B
seinen Eltern
C
schreibt
D
einen Brief

Slide 15 - Quizvraag

Wat is in deze zin het lijdend voorwerp?
Der Mann schreibt seinen Eltern einen Brief
A
Der Mann
B
seinen Eltern
C
schreibt
D
einen Brief

Slide 16 - Quizvraag

Wat is in deze zin het onderwerp?
Der Mann schreibt seinen Eltern einen Brief
A
Der Mann
B
seinen Eltern
C
schreibt
D
einen Brief

Slide 17 - Quizvraag

4

Slide 18 - Video

02:30
Dit wist je uiteraard nog
A
klopt! :)
B
eerlijk gezegd, wist ik dit niet meer :(

Slide 19 - Quizvraag

02:52
welke verschillen zie je nu bij de 1e en de 3e naamval?

Slide 20 - Open vraag

03:03
Weet je het nog: welke woorden horen er naast der/die/das
ook nog bij de der-groep?

Slide 21 - Woordweb

03:10
Wist je de verschillende woorden bij de der- en de ein-groep nog?
A
ja beide groepen
B
nee, geen van beide groepen
C
alleen de woorden van de der-goep
D
alleen de woorden van de ein-groep

Slide 22 - Quizvraag

Vervolgopdracht
Voor de volgende les weet je dus welke woorden er bij de der- en de ein-Gruppe horen. 
Ook leer je de rijtjes van het lidwoord in de 1e, 3e en 4e naamval. 

Slide 23 - Tekstslide

Dank voor je aandacht en graag tot volgende week!


Slide 24 - Tekstslide