Leestekens: trema en apostrof

Lezen
timer
15:00
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Lezen
timer
15:00

Slide 1 - Tekstslide

Spelling
Trema, apostrof, hoofdletters en -n of geen n

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel
Ik weet wanneer ik alle of allen en beide of beiden moet schrijven. 
Ik kan de leestekens ‘trema’ en ‘apostrof’ op de juiste manier gebruiken.
Ik gebruik hoofdletters correct. 
Ik kan samenstellingen correct schrijven. 

Slide 3 - Tekstslide

Planning
Lezen 
Korte uitleg spelling
Zelfstandig werken
Korte uitleg hoofdletters + samenstellingen
Zelfstandig werken

Slide 4 - Tekstslide

Meervouds-n bij verwijzingen
Beide of beiden?
Sommige of sommigen?
Andere of anderen?
Alle of allen?

Voetballen jullie beiden?
Wil jij beide schoenen hebben? 

Slide 5 - Tekstslide

Beide of beiden?


Dezelfde regels gelden bij het kiezen tussen alle of allen, meeste of meesten, sommige en sommigen.

Slide 6 - Tekstslide

Trema = bij uitspraakproblemen 
- woorden als kopiëren, financiële, poëzie, cocaïne, reünie
- voltooid deelwoord: geëist, geïrriteerd, geüniformeerd
- leenwoorden: überhaupt, rösti, glühwein, smörrebröd 

Slide 7 - Tekstslide

Geen trema
- bij geen foute uitspraak: gekopieerd, financieel
- bij twee i's: heiig, beschoeiing
- bij volt.dw. met 'gea', 'geo' en 'geij': geaccepteerd, geoefend, geijverd
- in samenstellingen (koppelteken): gala-avond

Slide 8 - Tekstslide

Apostrof
- als weglatingsteken: 's-Heerenbroek, 's avonds, Max' zusje
- in meervouds- en bezitsvormen op -a, -i, -o, -u en -y die verkeerd uitgesproken worden: paraplu's, logo's. Maar: milieus, displays
- in afleidingen: sms'en, wc's, 30'ers. Maar: sms-bericht, PSV-spelers
- in meervouden van afkortingen: nv's, cd's
- in verkleinwoorden op -y: lolly'tje. Maar: cowboytje

Slide 9 - Tekstslide

Maken 
Wat: opdracht 1 + 2
Hoe: zelfstandig
Hulpmiddel: je reader of je docent
Tijd: 10 minuten
Uitkomst: antwoorden in je schrift
Klaar?: Ga alvast verder met opdracht 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10
timer
10:00

Slide 10 - Tekstslide

HOOFDLETTERS
  1. Je begint iedere zin met een hoofdletter.
  2. Namen schrijf je ook met een hoofdletter.
  3. Namen van god en heilige personen en zaken.
  4. Merknamen schrijf je met een hoofdletter. 
  5. Feestdagen schrijf je met een hoofdletter.
  6. De eerste letter van een boek, film, programma ect. 

    Slide 11 - Tekstslide

    Begin van de zin 
    Soms heb je veel huiswerk. 
    ‘t Werd een bijzonder dag. 
    58 procent van de kandidaten slaagt in 1 keer. 

    Slide 12 - Tekstslide

    Namen
    Malou Potters
    de Rijn
    Atlantische Oceaan
    meneer De Winter
    Jan de Winter

    Slide 13 - Tekstslide

    God en heiligen 
    de Heer
    Allah
    de Bijbel

    Slide 14 - Tekstslide

    Merknamen
    een Renault
    een Magnum
    het afwasmiddel Dreft

    Slide 15 - Tekstslide

    Namen van feestdagen
    Pasen
    Suikerfeest
    Nieuwjaar
    Koninginnedag
    Moederdag

    Slide 16 - Tekstslide

    De eerste letter van een titel
    jeugdboek ‘De verboden kamer’ 
    Shutter island

    Slide 17 - Tekstslide

    Maken 
    Wat: opdracht 3, 4, 5 en 6
    Hoe: zelfstandig
    Hulpmiddel: je reader en de docent
    Tijd: 15 minuten
    Uitkomst: antwoorden in je schrift
    Klaar?: maak opdracht 7, 8, 9, 10 en 11
    timer
    15:00

    Slide 18 - Tekstslide

    Samenstellingen

    Als je van twee woorden één woord maakt, noemen we dat een samenstelling.

    Er zijn verschillende regels voor het schrijven van een samenstelling.

    Slide 19 - Tekstslide

    SAMENSTELLINGEN
    3 soorten tussenletters in een samenstelling:

    - tussenletters -en-
    - tussenletter -e-
    - tussenletter -s-


    Slide 20 - Tekstslide

    Tussenletter in samenstellingen

    Slide 21 - Tekstslide


    Er komt altijd een -s- tussen twee woorden als je hem hoort. 
    beer + wijfje = wijfjesbeer

    Maar soms start het tweede woord met een s-. Dan hoor je het niet. Verander dan het tweede woord:
    meisje + school = Meisjesschool/ meisjeschool?
    meisje + fiets =  meisjesfiets = meisjesschool
    Tussenletters in samenstellingen:
    -s-

    Slide 22 - Tekstslide

    Maken
    Wat: opdracht 7, 8, 9, 10 en 11
    Hoe: samenwerkend
    Hulpmiddel: je schoudermaatje
    Tijd: 10 minuten
    Uitkomst: antwoorden in je schrift
    Klaar?: lezen, verder werken in de reader of een ander vak. 
    timer
    10:00

    Slide 23 - Tekstslide