Examentraining 3 - Rekenen aan reacties

Examentraining  
Rekenen aan (verbrandings)-reacties
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Examentraining  
Rekenen aan (verbrandings)-reacties

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen

Je kunt een reactievergelijking kloppend maken. 
Leerdoelen
  •  Je kunt reactievergelijkingen opstellen bij situaties. 
  • Je kunt rekenen met massaverhoudingen.
  • Je kunt rekenen met dichtheid.
  • Je kunt de regels over significantie toepassen.
  • Je kent de theorie over verbrandingsreacties.
  • Je kent een aantal reagentia.

Slide 2 - Tekstslide

VERBRANDINGEN

Slide 3 - Tekstslide

Melina heeft een gastankje van 2 kg propaan. 
Hoeveel CO2 ontstaat er als zij dit allemaal verbrandt? 

Slide 4 - Tekstslide

Verbranding 
Bij een verbranding zijn zuurstof, brandstof en ontbrandingstemperatuur nodig. 
Er ontstaan verbrandingsproducten.
Dit zijn oxiden van de stof die je verbrandt. 

Als je koper verbrandt krijg je koperoxide. 
Als je calcium verbrandt krijg je calciumoxide.
Als je koolwaterstoffen verbrandt krijg je de oxide van C en de oxide van H. CO2 en H2O!



Slide 5 - Tekstslide

Verbrandingsproducten
Element
Symbool
Naam van oxide
Formule
Koolstof
C
Koolstofdioxide
Waterstof
H
Water
Zwavel
S
Zwaveldioxide
CO2
H2O
SO2

Slide 6 - Tekstslide

Verbrandingsverschijnselen 

- Vlammen (een gas dat zo heet is geworden dat het gaat gloeien.)
- Rook (zeer fijn verdeelde vaste deeltjes in een gas)
- Vonken (kleine vaste deeltjes die zo heet zijn dat ze gloeien.)
 - Asresten (vaste stoffen)

Slide 7 - Tekstslide

Onvolledige verbranding

  •  Te weinig zuurstof 
  • Gele vlam 
  • Bij onvolledige verbranding van koolwaterstoffen kunnen deze stoffen ontstaan:
  • C (roet) (pas op! kan opnieuw in de brand vliegen.)
  • CO (dodelijk gas!)
  • CO2 & H2O
Volledige verbranding 

  • Voldoende zuurstof
  • Blauwe vlam 

  • Bij de volledige verbranding van koolwater-stoffen ontstaan koolstofdioxide en water.

Slide 8 - Tekstslide

Verbranding in je lichaam!
Let op! Bij scheikunde zetten we 'energie' of warmte nooit in een reactievergelijking! 

Slide 9 - Tekstslide

3

Slide 10 - Video

01:22
Welke stof werd hier met behulp van helder kalkwater aangetoond?
A
Koolstofdioxide
B
Water
C
Koolstofmono-oxide
D
Methaan

Slide 11 - Quizvraag

02:30
Welke stof wordt hier aangetoond met behulp van de reagens wit kopersulfaat?
A
Blauw kopersulfaat
B
Lucht
C
Water
D
Koolstofdioxide

Slide 12 - Quizvraag

04:26
Welke twee stoffen ademen we uit?
A
H2O en CO2
B
H2O en CO
C
H en CO2
D
H en SO2

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een reagens?
Wit kopersulfaat wordt blauw in contact met water. Wit kopersulfaat is een reagens voor water.
Helder kalkwater wordt troebel in contact met koolstofdioxide. Helder kalkwater is een reagens voor koolstofdioxide. 

Slide 14 - Tekstslide

Naam reagens
Wat zie je ?
Welke stof toon je aan?
Wit kopersulfaat 
Wit kopersulfaat wordt blauw. 
Water 
Gloeiend stukje hout  
Hout gaat feller gloeien.
Zuurstof 
Helder kalkwater
Kalkwater wordt troebel.
Koolstofdioxide
Vlammetje 
Je hoort 'plop'
Waterstof 
Overzicht reagentia 
Neem dit overzicht over in je schrift. 

Slide 15 - Tekstslide

SIGNIFICANTIE

Slide 16 - Tekstslide

Optellen / Aftrekken

Als je getallen bij elkaar optelt of aftrekt wordt het antwoord in niet meer decimalen geschreven dan het kleinste gegeven getal.

2,3 + 1,35 =
 1+2,43 = 
Vermenigvuldigen / Delen 

Tel het aantal significante cijfers en geef antwoord in het kleinste aantal. Wat is een significant cijfer? Alle cijfers behalve voorloopnullen. 0,004500 =             4, 567 =
2,00 x 3,2 =

12 x 3, 123 =

Slide 17 - Tekstslide

Hoeveel significante cijfers heeft het getal: 5,67
A
3
B
2
C
1
D
0

Slide 18 - Quizvraag

Hoeveel significante cijfers heeft het getal: 0,021
A
3
B
2
C
1
D
0

Slide 19 - Quizvraag

Hoeveel significante cijfers heeft het getal: 0,0210
A
3
B
2
C
1
D
0

Slide 20 - Quizvraag

Hoeveel significante cijfers heeft het getal: 1,0982
A
3
B
5
C
1
D
4

Slide 21 - Quizvraag

Hoeveel significante cijfers heeft het getal: 0,0006
A
3
B
5
C
1
D
4

Slide 22 - Quizvraag

REACTIEVERGELIJKINGEN
In een reactieschema gebruik je alleen woorden. 
Water --> waterstof + zuurstof 

In een reactievergelijking gebruik je molecuulformules en maak je kloppend.
2 H2O --> 2 H2 + O2

Slide 23 - Tekstslide

Pieter verbrandt een stukje magnesium. Er is voldoende zuurstof aanwezig. Schrijf de reactievergelijking op.

Slide 24 - Open vraag

Mike zit op de camping en is aan het koken op butaangas. Er is voldoende zuurstof aanwezig. Schrijf de reactievergelijking op.

Slide 25 - Open vraag

Menno ontleedt zilverchloride met behulp van licht. Schrijf de reactievergelijking op.

Slide 26 - Open vraag

REKENEN MET MASSAVERHOUDINGEN

Slide 27 - Tekstslide

STAPPENPLAN

1. Maak eerst een kloppende reactievergelijking. 

2. Stel de massaverhouding op. 

3. Reken met behulp van een tabel. 


Door elektrolyse wordt er uit aluminiumoxide aluminium gewonnen. Bereken hoeveel kg aluminium uit 25 kg aluminiumoxide kan worden gewonnen. 

1)  2 Al2O3  --> 4 Al + 3 O2

2) 2 x (2x 27 + 3x 16) : 4x27  : 3x(2x16) 
204 : 108 : 96 

?= 25 x  108 / 204 = 
13 kg 
Al2O3
204
25
Al 
108
?

Slide 28 - Tekstslide

Door elektrolyse wordt er uit aluminiumoxide aluminium gewonnen. Bereken hoeveel kg aluminium uit 40,00 kg aluminiumoxide kan worden gewonnen.

Slide 29 - Open vraag

Achmed verbrandt 20 gram koper. Er is voldoende zuurstof aanwezig. Hoeveel gram koperoxide kan er dan ontstaan?

Slide 30 - Open vraag

Bij de volledige verbranding van methaan is 20,0 kg koolstofdioxide ontstaan. Hoeveel methaan is er verbrandt?

Slide 31 - Open vraag

REKENEN MET DICHTHEID

Slide 32 - Tekstslide

Van een stukje goud is de dichtheid 19,3 g/cm3 De massa van het stukje goud is 55 gram. Wat is het volume van dit stukje goud?

Slide 33 - Open vraag

Van een stukje goud is de dichtheid 19,3 g/cm3 De volume het stukje goud is 120 cm3. Wat is de massa van dit stukje goud?

Slide 34 - Open vraag

De massa van een bepaalde stof is 2225 gram en het volume 250 cm3 Wat is de dichtheid van deze stof?

Slide 35 - Open vraag