In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
H5 Zwangerschap en geboorte
Slide 1 - Tekstslide
H5 Leerdoelen
Je kunt uitleggen wanneer in de menstruatiecyclus een vrouw vruchtbaar is en waarom.
Je kunt uitleggen wat IVF is, hoe dit werkt en wanneer dit wordt toegepast.
Je kunt de verschillen tussen zaadcellen en eicellen noemen en uitleggen, waarom die verschillen er zijn.
Je kunt de fasen van de ontwikkeling van een embryo en foetus en de geboorte beschrijven.
Je kunt uitleggen via welke organen en hoe stoffen van de moeder naar een embryo/foetus gaan en omgekeerd.
Je kunt aan een zwangere vrouw uitleggen wat er met haar ongeboren kind gebeurt als ze rookt, alcohol drinkt, drugs of bepaalde medicijnen gebruikt.
Je kunt uitleggen hoe een eeneiige en een twee-eiige tweeling ontstaan.
Slide 2 - Tekstslide
Vruchtbare periode vrouw
Menstruatie: eerste 4 tot 7 dagen (gemiddeld 5) Ovulatie: 14 dagen voor het begin van de volgende menstruatie. Vruchtbare periode: maximaal 7 dagen voor (tijd dat zaadcel kan leven) en 1 dag na de ovulatie (tijd dat eicel kan leven).
Slide 3 - Tekstslide
Eicellen en zaadcellen
Eicellen Groot: bevat al het voedsel voor celdeling gedurende de eerste dagen van de zwangerschap. Eischil: moeilijk doordringbare laag rond de eicel. Aantal: gewoonlijk 1 per maand; soms 2 of 3 per maand (eisprong). Zaadcellen Klein: bevat alleen een celkern organellen voor verbranding en voortbeweging. Staart: zwemt na activering door vocht uit zaadblaasje en prostaatklier. Kop: voorzien van stevige punt, waarmee een eicel kan worden binnengedrongen. Aantal: miljoenen per zaadlozing.
Slide 4 - Tekstslide
Geboorteregeling
Een vrouw/stelletje bepaalt of ze wel of niet zwanger wil worden.
Wil je graag een kind? Dan heb je de grootste kans om zwanger te worden op de dagen midden in je cyclus. Dan vindt de eisprong plaats en kan deze bevrucht worden.
Wil je geen kind? Gebruik dan altijd een voorbehoedsmiddel. Meer hierover in H6.
Slide 5 - Tekstslide
IVF
Soms is er sprake van verminderde vruchtbaarheid. Dan lukt zwanger worden minder goed.
IVF is een van de manieren waarop stellen (man en vrouw) toch een kind kunnen krijgen.
(blz 54 iBook)
Slide 6 - Tekstslide
Van embryo tot baby
Bekijk de video.
We noemen een kindje in de buik van de moeder tijdens de eerste drie maanden van de zwangerschap embryo. Daarna heet het foetus.
Slide 7 - Tekstslide
Navelstreng en Placenta
De navelstreng is de verbinding tussen placenta en embryo.
De navelstreng zorgt dat het embryo voedingsstoffen krijgt.
Afvalstoffen van het embryo gaan via de navelstreng naar de placenta.
Slide 8 - Tekstslide
Placenta en navelstreng
Ook ongewenste stoffen, zoals alcohol, nicotine, medicijnen of drugs kunnen via de placenta van het bloed van de moeder in het bloed van de foetus terecht komen.
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Video
In de puberteit worden meisjes vruchtbaar.
A
JA
B
NEE
Slide 12 - Quizvraag
De dagen rond de ovulatie is de vrouw het meest vruchtbaar
A
Waar
B
Niet waar
Slide 13 - Quizvraag
Wanneer is een vrouw vruchtbaar?
A
Tijdens de menstruatie
B
Tijdens de ovulatie
C
Vlak na de menstruatie
D
Vlak voor de menstruatie
Slide 14 - Quizvraag
nr. 1.
A
vruchtvlies
B
placenta
C
navelstreng
D
vruchtwater
Slide 15 - Quizvraag
nr. 2
A
vruchtvlies
B
placenta
C
navelstreng
D
vruchtwater
Slide 16 - Quizvraag
Welke uitspraak is juist?
A
Door de navelstreng stroomt alleen bloed van het kind
B
Door de navelstreng stroomt alleen bloed van de moeder
C
Door de navelstreng stroomt bloed van kind en van moeder maar in
aparte bloedvaten
D
Door de navelstreng stroomt bloed dat gemengd is
Slide 17 - Quizvraag
Wat is een andere naam voor placenta?
A
Embryo
B
Moederkoek
C
Foetus
D
Navelstreng
Slide 18 - Quizvraag
Welk woord hoort er niet bij?
A
Placenta
B
Baardgroei
C
Navelstreng
D
Embryo
Slide 19 - Quizvraag
Beau is net bevallen van een tweeling, een jongen en een meisje. Wat voor een tweeling is dit?
A
twee-eiige tweeling
B
Siamese tweeling
C
eeneiig tweeling
D
tweeslachtige tweeling
Slide 20 - Quizvraag
Bram en Joost zijn tweeling. Kunnen zij een twee-eiige tweeling zijn?
A
Ja
B
Nee
Slide 21 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen een foetus en een embryo?
A
Een embryo ontwikkelt en een foetus groeit.
B
Een embryo groeit en een foetus ontwikkelt.
C
Een embryo is vanaf 3 weken en foetus de rest.
D
Een foetus is de eerste 12 weken en embryo de rest.
Slide 22 - Quizvraag
Hoe noemen we het kind na twaalf weken zwangerschap?