Onderwerp en hoofdgedachte

Welkom
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Slide 1 - Tekstslide

Hoe voel je je vandaag?
A
B
C
D

Slide 2 - Quizvraag

Slide 3 - Tekstslide

Eerst een korte herhaling!

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Welke tekstsoorten
ken je nog ?

Slide 6 - Woordweb

Het onderwerp voor vandaag

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Hoofdzaken en hoofdgedachte

Slide 9 - Tekstslide

Wat zijn de hoofdzaken
van een tekst?

Slide 10 - Woordweb

Hoofdzaken en hoofdgedachte

  • Wat in een tekst belangrijk is, noem je hoofdzaken!
  • Hoofdzaken vind je in de inleiding, in het slot en in de kernzin van elke alinea



Slide 11 - Tekstslide

Het onderwerp van een tekst
  • Iedere tekst gaat ergens over.
  • Als je het onderwerp van een tekst wilt weten , stel je dus de vraag: Waar gaat deze tekst over??

Slide 12 - Tekstslide

Hoofdgedachte
  • Wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd??
  • Het antwoord op die vraag is de hoofdgedachte

Slide 13 - Tekstslide

Wat is een kernzin?

Slide 14 - Woordweb

Waar vindt je meestal
de kernzin van een alinea?

Slide 15 - Woordweb

De kernzin
De kernzin is meestal de eerste of de.................................................



.......................................................................laatste zin van een alinea

Slide 16 - Tekstslide

De hoofdgedachte schrijf je zo kort mogelijk
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Hoofdzaken lees je in de
A
inleiding en de kernzin
B
kernzin
C
inleiding, slot en kernzin

Slide 18 - Quizvraag

Onderwerp en hoofdgedachte zijn eigenlijk hetzelfde
A
waar
B
niet waar
C
soms waar

Slide 19 - Quizvraag

Bijzaken in een tekst
A
zijn voorbeelden of een uitleg. Kun je weglaten
B
Kun je nooit weglaten
C
Zijn voorbeelden/uitleg. Kun je niet weglaten

Slide 20 - Quizvraag

maken

Slide 21 - Tekstslide

Hoe voel je je na deze les?
A
B
C
D

Slide 22 - Quizvraag