Hoofdstuk 12 Evolutie

Evolutie
Alles wat je van het hoofdstuk Evolutie (12) moet weten voor de SE3 toets.
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Evolutie
Alles wat je van het hoofdstuk Evolutie (12) moet weten voor de SE3 toets.

Slide 1 - Tekstslide

timer
1:00
Wat weten we nog over evolutie?

Slide 2 - Woordweb

De drie voorwaarden voor evolutie
1. Er is variatie in fenotype
* door omgeving --> voedsel te 
kort tijdens jeugd, leidt tot kleiner
lijf.
* door verandering in genotype 
(mutatie) --> erfelijke variatie

Slide 3 - Tekstslide

De drie voorwaarden voor evolutie
2. De variatie is erfelijk
* als het erfelijk is, staat het
in het DNA en wordt het 
doorgegeven aan de 
nakomelingen

Slide 4 - Tekstslide

De drie voorwaarden voor evolutie
3. Er is (natuurlijke) selectie
* individuen met bepaalde
gunstige eigenschappen
hebben een grotere kans om
te overleven en zich voort te
planten. Die individuen geven
hun gunstige eigenschappen door

Slide 5 - Tekstslide



- De organismen die het best zijn 'aangepast' aan hun biotoop (omgeving) overleven
- Ze planten zich voort en geven hun gunstige eigenschappen door aan hun nakomelingen


- De organismen niet goed zijn 'aangepast' aan hun biotoop (omgeving) overleven het niet
- De minder gunstige eigenschap wordt dus ook niet doorgegeven aan nakomelingen: de soort sterft uit.
Natuurlijke selectie

Slide 6 - Tekstslide

LET OP: Een individu past zich niet aan. Een soort past zich in de loop van de tijd aan. Dit duurt vele generaties.


Dus niet: Een giraf ziet blaadjes hoog in een boom hangen en krijgt een langere nek om erbij te kunnen.

Maar wel: De giraffes met een langere nek hebben een grotere overlevingskans. De eigenschap lange nek geven ze door aan hun nakomelingen.

Slide 7 - Tekstslide

Natuurlijke selectie
  • Proces van selecteren wat door de natuur gebeurt.

  • Soorten die beter aangepast zijn aan de omgeving zullen een grotere overlevingskans hebben.

Slide 8 - Tekstslide

Isolatie = als een dier gescheiden is en er vervolgens selectie plaatsvindt. 

Er kan dan een nieuwe soort ontstaan.

Slide 9 - Tekstslide

Hoe heette het principe dat volgens Darwin de drijvend kracht achter de evolutie is?
timer
0:30
A
Natuurlijke extinctie
B
Natuurlijke selectie
C
Natuurlijke sequentie
D
Natuurlijke reproductie

Slide 10 - Quizvraag

In een bepaalde populatie komen ongeveer evenveel slakken met lichtgekleurde huisjes voor als slakken met donkergekleurde huisjes. De kleur van de huisjes is erfelijk bepaald. Door een verandering in de omgeving wordt de ondergrond waarop ze leven donkerder. Vogels eten daardoor slakken met lichte huisjes eerder op dan die met donkere. Na een paar generaties blijken er in die populatie bijna geen slakken met lichte huisjes meer te zijn. Is er in deze populatie sprake van selectie?
timer
0:30
A
Nee
B
Ja, van kunstmatige selectie
C
Ja , van natuurlijke selectie

Slide 11 - Quizvraag

De evolutietheorie gaat ervan uit dat:
1. Door mutatie steeds nieuwe ......................... ontstaan. 
2. Als een organisme zich kan aanpassen aan zijn omgeving heeft hij een grotere ............................. Dit verschijnsel noemen we .........................
3. Dat door ......................... een zelfde soort steeds meer kan verschillen van elkaar, omdat ze in een andere omgeving leven. Hierdoor kunnen er uiteindelijk nieuwe ......................... ontstaan. Deze verschillende soorten kunnen zich uiteindelijk niet meer .......................... samen.

timer
1:30
soorten
overlevingskans
natuurlijke selectie
isolatie
genotypen
voortplanten

Slide 12 - Sleepvraag

Ontwikkeling van leven op aarde
2,5 miljard jaar geleden: Het eerste leven begon in zeeën en oceanen: eencellige organismen.

900 miljoen jaar geleden: Eencellige organismen -> meercellige organismen

450 miljoen jaar geleden: Eerste gewervelde dieren (vissen) en landplanten

400 miljoen jaar geleden: Dieren op het land

Slide 13 - Tekstslide

Hoe zie je dat soorten verwant zijn?
  • Soorten staan dicht bij elkaar als ze kort geleden een gemeenschappelijke voorouder hadden (uitgestorven).
  • Hierdoor veel gemeenschappelijke kenmerken
 verwantschapsschema

Slide 14 - Tekstslide

Inleiding voor de volgende 3 vragen:

Slide 15 - Tekstslide

Hoe heet de theorie die verklaart hoe in de loop van de tijd door mutatie
en selectie nieuwe soorten ontstaan uit een gemeenschappelijke voorouder?
timer
0:30
A
de mutatie
B
de natuurlijke selectie
C
de evolutie
D
de biologie

Slide 16 - Quizvraag

Welke groep vissen is volgens de stamboom het langst geleden als aparte
groep ontstaan?
timer
0:30
A
Petrochromis
B
blauwe regenboogvis
C
Plecodus
D
prinses van Burundi

Slide 17 - Quizvraag

Aan welke groep vissen is
een schubbeneter het meest verwant volgens
de stamboom?
timer
0:30
A
Petrochromis
B
blauwe regenboogvis
C
Plecodus
D
prinses van Burundi

Slide 18 - Quizvraag

Kruising schubvissen

Slide 19 - Tekstslide

Het gen voor rechtsmondig is recessief. Uit welke kruising kun je dat met zekerheid afleiden?
timer
1:00
A
1
B
2
C
3

Slide 20 - Quizvraag

Wat wordt er met deze afbeelding bedoeld?
timer
1:00
A
Dat mensen van de apen afstammen.
B
Dat mensen en apen gemeenschappelijke voorouders hebben.
C
Dat er door micro-evolutie nieuwe soorten zijn ontstaan.
D
Dat er veel apen zijn.

Slide 21 - Quizvraag