Brugklas passé composé

passé composé
Voltooide tijd:
ik heb gezwommen
wij hebben gegeten
jij hebt gefietst
u heeft gedaan etc etc
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

passé composé
Voltooide tijd:
ik heb gezwommen
wij hebben gegeten
jij hebt gefietst
u heeft gedaan etc etc

Slide 1 - Tekstslide

voor een p.c heb je nodig:
hulpwerkwoord (avoir of être)
voltooid deelwoord
(ik heb gegeten)
(wij hebben geluisterd)

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Hoe maak je een passé composé?
(1 > hulpwerkwoord)
1
herhaal het werkwoord hebben (avoir)
j'ai
tu as
il, elle, on a
nous avons
vous avez
ils, elles ont

Slide 4 - Tekstslide

Hoe maak je een passé composé?
(2 > voltooid deelwoord)
2
Maak een voltooid deelwoord:
bij ww op -er haal je -er eraf > stam
daarna plak je é erbij
> bv parler > parl (stam) > parlé (voltooid deelwoord)

Slide 5 - Tekstslide

Oefenen:
ik heb gegeten (manger)
j'ai 
manger > mang > mangé
j'ai mangé
wij hebben gewerkt (travailler)
nous avons
travailler > travaill > travaillé 
nous avons travaillé

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld: parlé

j'ai parlé
tu as parlé
il/elle a parlé
nous avons parlé
vous avez parlé
ils/elles ont parlé

Slide 7 - Tekstslide

ik heb geluisterd (écouter)
A
j'ai écouer
B
j'écoute
C
j'ai écouté
D
je écouté

Slide 8 - Quizvraag

jij hebt gepraat
A
tu es parlé
B
tu as parlé
C
tu as parler
D
tu parles

Slide 9 - Quizvraag

zij hebben gewerkt (travailler)
A
ils ont travailler
B
ils travaillent
C
ils ont travaille
D
ils ont travaillé

Slide 10 - Quizvraag

wij hebben gedanst (danser)
A
nous avons dansé
B
nous avons danse
C
nous dansons
D
nous avons danser

Slide 11 - Quizvraag

onregelmatige voltooid deelwoorden:
avoir > eu
être > été
prendre > pris
faire > fait
vouloir > voulu

Slide 12 - Tekstslide

voorbeelden:

ik heb gehad (avoir) > j'ai eu
jij hebt gehad (avoir > tu as eu
wij hebben genomen (prendre) > nous avons pris
u heeft genomen (prendre) vous avez pris
zij is geweest (être) > elle a été
zij zijn geweest (être) > ils ont été

Slide 13 - Tekstslide

jij hebt gewild (vouloir)
A
tu as voulu
B
tu veux
C
tu es voulu
D
tu as voulé

Slide 14 - Quizvraag

zij heeft gehad
A
elle a eu
B
elle a avoiré
C
elle est

Slide 15 - Quizvraag

hij heeft gedaan (faire)
A
il a fairé
B
il fait
C
il a fait

Slide 16 - Quizvraag