Cursus 5.2 - Monniken en ridders

Wat gaan we deze les doen?
- In de vorige les heb je geleerd wie in Nederland de macht hebben
- In deze les leer je wie de macht had in het derde tijdvak, de tijd van de monniken en ridders
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we deze les doen?
- In de vorige les heb je geleerd wie in Nederland de macht hebben
- In deze les leer je wie de macht had in het derde tijdvak, de tijd van de monniken en ridders

Slide 1 - Tekstslide

Monniken en ridders?

Slide 2 - Woordweb

Karel de Grote
- Behoorde tot de Franken
- Rond 800 > groot deel van Europa 
- Bestuurde vanuit Paleis Aken
- Christenen

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Willebrord
- Karel de Grote wilde iedereen Christelijk
- Monniken zorgen tot bekering
- Willebrord was invloedrijke monnik
- Leefde rond 730

Slide 5 - Tekstslide

Geestelijken
- Priesters*
- Preek
- Monniken en nonnen*
- Kloosters

* Deze mensen werkten dus voor een godsdienst





Slide 6 - Tekstslide

Hoe lang was een brief van Karel de Grote (vanuit Aken), onderweg naar Rome?
A
2 dagen
B
1 week
C
1 maand
D
2 maanden

Slide 7 - Quizvraag

Edelen

Karel de Grote verdeelde zijn rijk in graafschappen --> olv. een graaf

  • In ruil voor de leen (stuk grond) eiste de leenheer trouw van de leenmannen.

Leenmannen moesten:

  • Het gebied goed besturen
  • Rechtspreken
  • Helpen bij oorlog--> ridders leveren

--> de grafen waren edelen/ van adel







    --> de grafen waren edelen/

    In ruil voor de leen eiste de
    leenheer trouw van de leenmannen.




    Leenmannen moesten:




    Het
    gebied goed besturen




    Rechtspreken




    Helpen
    bij oorlog




     van adel




     

    Slide 8 - Tekstslide

    Heren en horigen
    Horigen: boeren die weinig vrijheid kenden en ‘hoorden’ bij het land.

    Horigen hadden 4 plichten:
    1. Mochten het land van hun heer niet verlaten; 
    2. Een deel van de oogst afstaan als belasting; 
    3. Op feestdagen extra geschenken geven; 
    4. Allerlei klusjes doen voor hun heer. 

    In ruil hiervoor kregen ze bescherming tegen gevaar. Dit was hun recht.
    .

    Slide 9 - Tekstslide

    Slide 10 - Video

    Wat gaan jullie maken?
    - Cursus 5.2 - Opdrachten

    Dus geen andere opdrachten (bijv. CT)

    Slide 11 - Tekstslide