M&S les 7

Mens en samenleving les 7
Les 7
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerBasisschoolGroep 6-8

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Mens en samenleving les 7
Les 7

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel

Aan het eind van deze les weet je
  • alle begrippen van mens en samenleving
  • ben je goed voorbereid op de toets 

Slide 3 - Tekstslide

Samenleven
  • Samenleven doen we ook een grotere groep

  • In Nederland leven wij bijvoorbeeld samen met miljoenen mensen.

  • Zo'n grotere groep heet de maatschappij

Slide 4 - Tekstslide

Maatschappij =
A
Kleine groep, mensen samen (samenleving)
B
Grote groep, mensen samen (samenleving)

Slide 5 - Quizvraag

Gedragsregels
  • Regels die je normaal/netjes vindt

  • Staan niet in de wet

  • Hebben vaak met fatsoen te maken: fatsoensregels

  • Bijvoorbeeld: iemand een hand geven, niet boeren en winden laten, iemand uit laten praten
1
2

Slide 6 - Tekstslide

Gedragsregel is NIET
A
Staat niet in de wet
B
Regels die je normaal vindt
C
Noem je ook een fatsoensregel
D
Moet je je aan houden, anders een boete

Slide 7 - Quizvraag

Wetsregels
  • Regels die in wetten zijn vastgelegd.

  • Deze regels zijn opgeschreven

  • Bijvoorbeeld: niet door rood fietsen, niet stelen, je verdient het minimumloon als je werkt

Slide 8 - Tekstslide

Wat weet je over de maatschappij? 
Een regel die je normaal vindt noem je een...
Wat weet je van wetsregels?


Slide 9 - Tekstslide

Sociale omgeving
De sociale omgeving is de omgeving waar je graag mee omgaat. 
Mensen die je kent en waarmee je dingen samen doet.
Je hebt er een relatie mee. Waar je vriendschap of liefde voor voelt. 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Woordweb

Een voorbeeld van een groep uit je je sociale omgeving is:
A
je ouders
B
de politie van je stad
C
je teamgenoten bij de voetbalclub
D
je broer en zus

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een wetsregel?
A
Na toiletbezoek je handen wassen
B
Geen afval op straat gooien
C
Op de buitendeuren moeten goede sloten zitten
D
In restaurants geef je een fooi

Slide 13 - Quizvraag

Typ minimaal twee wetsregels

Slide 14 - Open vraag

Welke stelling is juist?

1. Sociale omgeving = mensen die je kent en waarmee je dingen samen doet.

2.Maatschappij is een ander woord voor sociale omgeving.
A
Alleen stelling 1 is juist
B
Alleen stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Een ander woord voor de maatschappij is:
A
vriendengroep
B
sociale omgeving
C
regering
D
samenleving

Slide 16 - Quizvraag

Stuur een foto in van SOCIAAL gedrag

Slide 17 - Open vraag

Bij welk van de onderstaande voorbeelden gaat het om een wetsregel?
A
In de bus sta je op voor een zwangere vrouw
B
Bij het concert sluit je achteraan in de rij
C
Je bedankt de leraar na de les
D
Je gaat naar school

Slide 18 - Quizvraag

Sociaal of Asociaal
Sociaal gedrag, dan ga je respectvol en netjes om met andere mensen. 
Bij asociaal gedrag houdt je geen rekening met de gevoelens van andere mensen. 
Zal ik u helpen oversteken?
Goed zo, erg sociaal van je! 
Hee ouwe, geld bij je?
Dit is asociaal gedrag. 

Slide 19 - Tekstslide


Sociale wezens

  • Sociale wezens hebben contact met anderen nodig. 
  • De mens is een sociaal wezen

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Woordweb

Mensen leven graag in groepen, ze zijn sociale wezens.
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quizvraag


Persoonlijke relaties

  • Een relatie betekent dat je een band met iemand hebt. 
  • Gevoelens van vriendschap en/of liefde
  • Persoonlijke relaties heb je met vrienden, familie of geliefde

Slide 23 - Tekstslide

Met wie heb jij een persoonlijke relatie?
A
Je ouders/grootouders
B
Je broer/zus
C
De juf
D
De slager

Slide 24 - Quizvraag


Zakelijke relaties

  • Dan heb je verplichtingen en afspraken met een ander
  • Worden ook wel zakelijke relaties genoemd
  • Zakelijke relaties heb je met je baas, je leraar of je trainer

Slide 25 - Tekstslide


Machtsverhoudingen

  • In zakelijke relaties zijn er verschillen in macht. (De ene is een baas)
  • Meestal moet de één de ander gehoorzamen
  • Ook in persoonlijke relaties zijn er machtsverschillen: je moet bijvoorbeeld naar je ouders luisteren.
  • Ook kunnen er machtsverschillen ontstaan in een liefdesrelatie, bijvoorbeeld door een groot leeftijdsverschil.

Slide 26 - Tekstslide

Wie is er de baas thuis?
A
Papa
B
Mama
C
Samen
D
Niemand

Slide 27 - Quizvraag

Wie is er nu de baas?
A
Juf Ellis
B
De leerkracht
C
Ik niet
D
Lieve juf Ellis

Slide 28 - Quizvraag

Aangeboren kenmerken
Bijvoorbeeld:

  • Talent

  • Verlegenheid

  • ADHD
DNA
Je ziet hier een streng DNA. Dat is dus sterk ingezoomd op een huidcel, een haarcel, waar dan ook. Dit zijn je bouwstenen. 
Voor elk persoon anders en uniek. Hierin zit je aangeboren talent, of een stoornis. of de aanleg voor slechte ogen, voor je haar/oog/huidskleur.

Slide 29 - Tekstslide

Aangeleerde kenmerken
Bijvoorbeeld:

  • Je eet met mes en vork.

  • Je komt op tijd in de les.

  • Je hebt respect voor anderen

Slide 30 - Tekstslide

Aangeboren kenmerken zijn...
A
Poepen
B
Praten
C
Plassen
D
Playstation

Slide 31 - Quizvraag

Cultuur

Alle normen, waarden en gewoonten 
die mensen samen in een bepaalde groep 
of samenleving met elkaar delen.

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Multiculturele samenleving =
A
Veel mensen met gelijke gewoontes
B
Veel mensen met andere gewoontes en geloof (religie)

Slide 34 - Quizvraag

Ik VOEL me...
A
Nederlander
B
Armeen
C
Indonesiër
D
Ander antwoord

Slide 35 - Quizvraag

De maatschappij
Dat is een grote groep mensen. 
De maatschappij = alle mensen samen en hoe ze met elkaar omgaan.

Slide 36 - Tekstslide

Cultuur =
A
De regels van een land
B
De regels van een volk
C
De gewoontes van een groep mensen
D
Geloof, gedragsregels, kledingmanieren

Slide 37 - Quizvraag

Multiculturele samenleving





Groepen mensen met verschillende culturen en leefstijlen 
Multi betekent veel

Slide 38 - Tekstslide

Cultuur
  • De normen, waarden en gewoonten van de meeste mensen in een land


    Dag kindertjes. 
    Heb je de tekst rechts wel gelezen?

    Slide 39 - Tekstslide

    Ik ga
    A
    Een voldoende halen!
    B
    Nog erg hard leren!
    C
    Juf bedanken voor de les
    D
    Dankbaar zijn voor deze herhaling

    Slide 40 - Quizvraag

    Bedankt voor je inzet.
    • Schuif je stoel aan
    • Ruim je spullen op
    • Verlaat het lokaal rustig

    Slide 41 - Tekstslide