herhaling: parlementaire democratie

herhaling voor de toetsweek
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

herhaling voor de toetsweek

Slide 1 - Tekstslide

toetsstof
Thema 3: parlementaire democratie. Hiervan moet je hoofdstukken 1 t/m 6 leren.
  1. Wat is politiek?               (p.68-71)
  2. Politieke stromingen   (p.74-77)
  3. Politieke partijen           (p.78-81)
  4.  Verkiezingen                  (p.82-85)
  5. De regering                      (p.86-89)
  6. Het parlement                (p.90-93)

Slide 2 - Tekstslide

Wat is geen kenmerk van een dictatuur?
A
vrijheid van meningsuiting
B
geen bescherming van grondrechten
C
grote politieke rol voor militairen
D
(schijn)verkiezingen

Slide 3 - Quizvraag

Wat zijn kenmerken van een parlementaire democratie? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
Vanaf 16 jaar mag je stemmen en verkozen worden.
B
Iedereen mag een politieke partij oprichten.
C
De regering en Staten-Generaal stellen de wetten vast.
D
Niet iedereen mag een vereniging oprichten.

Slide 4 - Quizvraag

Hoe kun je invloed uitoefenen op de politiek? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
stemmen
B
de politiek boycotten
C
een bezwaarschrift indienen
D
contact opnemen met politici

Slide 5 - Quizvraag

Welke antwoorden hieronder zijn politieke stromingen? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
idealisme
B
liberalisme
C
pessimisme
D
confessionalisme

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de definitie van ideologie?

Slide 7 - Open vraag

Bij .... is er sprake van eigen verantwoordelijkheid en bij .... is er sprake van gelijkwaardigheid
A
links, rechts
B
rechts, links

Slide 8 - Quizvraag

Welke soorten partijen zijn er? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
one-issuepartijen
B
niet-democratische partijen
C
partijen op basis van een ideologie
D
protestpartijen

Slide 9 - Quizvraag

Waar bestaat een politiek partij uit?

Slide 10 - Open vraag

Welke soorten kiesrecht kent Nederland? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
assertief
B
actief
C
agressief
D
passief

Slide 11 - Quizvraag

herhaling voor de toetsweek

Slide 12 - Tekstslide

Politieke partijen

Slide 13 - Woordweb

Via welk stelsel vindt de zetelverdeling na verkiezingen in de Tweede Kamer plaats?
A
democratische representatie
B
gelijke vertegenwoordiging
C
evenredige vertegenwoordiging
D
evenredige representatie

Slide 14 - Quizvraag

Wat zijn de taken van de koning?

Slide 15 - Open vraag

Wat is een minister met portefeuille?
A
minister van financiële zaken
B
minister die veel verdient
C
minister met een eigen beleidsterrein
D
staatssecretaris

Slide 16 - Quizvraag

De Eerste en Tweede Kamer heten gezamenlijk ..... en de Eerste Kamer wordt ook wel .... genoemd
A
regering, Senaat
B
Senaat, Staten-Generaal
C
Staten-Generaal, kabinet
D
Staten-Generaal, Senaat

Slide 17 - Quizvraag

als een kabinet ontslag neemt, volgen meestal .... verkiezingen en de huidige ministers vormen dan een .... kabinet
A
vervroegde , temporeel
B
vroegtijdige, tijdelijk
C
vroegtijdige, tussentijds
D
vervroegde , demissionair

Slide 18 - Quizvraag

regerings-
fractie
oppositie-
partij

Slide 19 - Sleepvraag

kiesdeler
kiesdeler = De hoeveelheid stemmen die een partij nodig heeft voor één zetel

voorbeeld: Stel, in een gemeente telt de gemeenteraad 30 zetels. In die gemeente mogen 30.000 mensen stemmen; 18.000 mensen gaan daadwerkelijk stemmen.
Reken de kiesdeler uit.

Slide 20 - Tekstslide

uitwerking 
  1.         30.000: 30 = 1.000 stemmen nodig voor één zetel
  2.         18.000 : 30 = 600 stemmen nodig voor één zetel

  • 1 is onjuist
  • 2 is juist
  • Het gaat uiteindelijk enkel om de daadwerkelijk geldig uitgebrachte stemmen

Slide 21 - Tekstslide

regering en parlement
  • Ministers hebben zowel wetgevende als uitvoerende macht. De wetgevende macht delen zij met het parlement.
  • De uitvoerende macht is in handen van enkel de ministers.
  • scheiding der machten = trias politica. De scheiding tussen de wetgevende en uitvoerende macht wordt in Nederland dus niet strikt genomen.

Slide 22 - Tekstslide

wetgevende taken
  • stemrecht bij wetsontwerpen (beide Kamers stemmen)
  • budgetrecht = rijksbegroting goed- of afkeuren door Eerste Kamer.
  • recht van initiatief = Tweede Kamer kan wetsontwerpen indienen.
  • recht van amendement = Tweede Kamer kan wijzigingen in een wetsvoorstel aanbrengen. 

Slide 23 - Tekstslide

controlerende taken
  • Het recht schriftelijke vragen te stellen aan ministers of staatssecretarissen.
  • Het recht van interpellatie = een minister ter verantwoording roepen.
  • parlementaire enquête = gedetailleerd onderzoek naar een onderdeel van het regeringsbeleid.
  • motie = een verzoek aan een minister om iets te doen of juist niet te doen.

Slide 24 - Tekstslide