H2

Begroten voor iedereen
Les 2
Budgetlijn
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Begroten voor iedereen
Les 2
Budgetlijn

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen vandaag?

  • Start + Welkom

  • Check begrippen
  • Budgetlijn aflezen, tekenen en aanpassen 

  • Aan het werk

  • Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Teken een budgetlijn
Budget = €200
Prijs frikandelbroodje: €2,- (Stijgt €0,50)
Prijs ps4 spel: €25 (stijgt €0,50)

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Budget: € 100 - Chips kost € 0.75 - Frisdrank €1.
Hoeveel frisdrank kan Ismar kopen als hij 25 zakken chips koopt?
A
82
B
67
C
75
D
81

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je tekent een budgetlijn grafiek wat staat er op de assen?
A
De prijs van de goederen.
B
De prijs van de goederen in % van het budget.
C
hoeveel producten je kan kopen
D
Het evenwicht

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
    Je leert welke productiefactoren nodig zijn om te produceren en welke beloning je daarvoor krijgt.

    Je leert wat het verschil is tussen arbeidsintensief en kapitaalintensief produceren.

    Je leert wat het verschil is tussen mechanisatie en automatisering.



    Slide 6 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    OPDRACHT
    Een ondernemende indiaan start een kano-bedrijf. Hij produceert en verkoopt authentieke houten kano's.

    Je krijgt 2 minuten de tijd om 5 dingen te noteren die hij nodig heeft (mag een product zijn, maar hoeft niet)
    timer
    2:00

    Slide 7 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Wat heeft de ondernemende indiaan nodig om te produceren?

    Slide 8 - Woordweb

    Deze slide heeft geen instructies

    Slide 9 - Video

    Deze slide heeft geen instructies

    Productiefactoren
    • Kapitaal
    • Arbeid
    • Natuur
    • Ondernemerschap
    Kapitaal:
    alle kapitaalgoederen waarin je geld investeert en die je langere tijd bij de productie gebruikt, zoals machines, gebouwen en voertuigen.
    Arbeid:
    de lichamelijke en geestelijke inspanningen die de mensen bij de productie leveren
    Natuur:
    Alles wat de natuur levert. Bijvoorbeeld de grond zelf, grondstoffen, aardolie en aardgas
    Ondernemerschap:
    de activiteiten van de ondernemer, die het productieproces organiseert en leidt.

    Slide 10 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Vergoeding voor de productiefactoren
    Kapitaal
    Arbeid
    Natuur
    Ondernemerschap
    huur, rente
    loon
    pacht
    winst

    Slide 11 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Wat is kapitaalintensief?
    A
    Mensen doen vooral het werk.
    B
    Machines doen vooral het werk.

    Slide 12 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    Hoe produceert een wijkverpleegkundige?
    A
    arbeidsintensief
    B
    kapitaalintensief

    Slide 13 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    Is het inkomen van iedereen gelijk?

    Slide 14 - Tekstslide

    Algemeen kunnen we vaststellen dat:
    - in liberale economieën de inkomensongelijkheid groter is.
    - hoe meer overheidsinterventie er is, hoe evenwichtiger de inkomens verdeeld zijn.
    Waardoor ontstaan
    inkomensverschillen?

    Slide 15 - Woordweb

    Talent
    Ervaring
    Geluk
    Afkomst
    Leeftijd
    Geslacht
    Opleiding
    Vermogen
    Inkomensverschillen
    • De hoogte van je opleiding
    • De ervaring met het werk
    • De mate van verantwoordelijkheid
    • Je leeftijd
    • De zwaarte van het werk
    • Parttime of fulltime werken

    Slide 16 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Personele inkomensverdeling:

    de verdeling van het totale inkomen over de inwoners.

    Slide 17 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Slide 18 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Welke overdrachtsinkomens
    (uitkeringen) ken je?

    Slide 19 - Woordweb

    Deze slide heeft geen instructies

    Overdrachtsinkomen
    (uitkeringen)

    • AOW (alg. ouderdomswet)
    • WW (werklozen wet)
    • Wajong (gehandicapten)
    • Bijstand
    Overdrachtsinkomen
    (toeslagen)

    • zorgtoeslag
    • huurtoeslag
    • kinderbijslag
    • studietoelagen

    Slide 20 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Slide 21 - Video

    Deze slide heeft geen instructies

    Salaris is een voorbeeld van
    primair inkomen
    overdrachts-inkomen

    Slide 22 - Poll

    Deze slide heeft geen instructies

    Zakgeld is een voorbeeld van
    primair inkomen
    overdrachts-inkomen

    Slide 23 - Poll

    Deze slide heeft geen instructies

    Toeslagen (subsidies) zijn een voorbeeld van
    primair inkomen
    overdrachts-inkomen

    Slide 24 - Poll

    Deze slide heeft geen instructies

    Om te produceren zijn productiefactoren nodig. Welke productiefactoren zijn er?
    A
    Kapitaal, Arbeid, Natuur en Omzet
    B
    Kennis, Arbeid, Natuur en Omzet
    C
    Kapitaal, Arbeid, Natuur en Ondernemerschap
    D
    Kennis, Arbeid, Natuur en Ondernemerschap

    Slide 25 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    DE LORENZ CURVE

    Slide 26 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Wat zet je op de horizontale as?

    Slide 27 - Open vraag

    Deze slide heeft geen instructies

    Wat zet je op de verticale as?

    Slide 28 - Open vraag

    Deze slide heeft geen instructies

    Wat betekent de rechte lijn?

    Slide 29 - Open vraag

    Deze slide heeft geen instructies

    Wat betekent de kromme lijn?

    Slide 30 - Open vraag

    Deze slide heeft geen instructies

    De Lorenzcurve gebruik je om inkomensongelijkheid aan te geven.
    A
    goed
    B
    fout

    Slide 31 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    Lorenzcurve

    Slide 32 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Lorenzcurve

    Slide 33 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Lorenzcurve

    Slide 34 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Lorenzcurve

    Slide 35 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Lorenzcurve: hoeveel % van de inkomsten gaat naar de 50% armste bevolking?
    A
    Ongeveer 10%
    B
    Ongeveer 50%
    C
    Ongeveer 90%
    D
    Ongeveer 60%

    Slide 36 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies


    Lorenzcurve: hoeveel % van de inkomsten gaat naar de 50% rijkste bevolking?
    A
    Ongeveer 10%
    B
    Ongeveer 50%
    C
    Ongeveer 90%
    D
    Ongeveer 60%

    Slide 37 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    Het aantal personen is in 4 even grote groepen verdeeld. Welk percentage verdient de tweede groep?
    A
    Ongeveer 8%
    B
    Ongeveer 6%
    C
    Ongeveer 92%
    D
    Ongeveer 94%

    Slide 38 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies


    Lorenzcurve Nigeria: zijn de inkomens gelijk verdeeld?
    A
    Ja
    B
    Nee

    Slide 39 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    Wat is voor jou welvaart?

    Slide 40 - Woordweb

    Deze slide heeft geen instructies

    Slide 41 - Video

    Deze slide heeft geen instructies

    WELVAART

    Welvaart is de mate waarin je in je behoefte kan voorzien.

    Inkomen geeft voor een deel inzicht in hoe hoog de welvaart is.

    Maar inkomen is niet het enige dat meetelt.



    Slide 42 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    De Human Development Index (HDI)

    De Human Development Index (HDI) meet de welvaart van verschillende landen. De HDI bestaat uit 3 onderdelen:

    1. Bruto binnenlands product per inwoner
    2. Levensverwachting
    3. Mate van scholing

    Slide 43 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Vragen?
    VRAGEN?

    Slide 44 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Aan de slag!
    WAT?               Maak  opdracht 1.9
    HOE?               Op papier in je boek
    MET WIE?      Met z'n 2-en       
    GELUID?        Fluistertoon
    TIJD?               15 minuten
    KLAAR?          Maak 
    timer
    15:00

    Slide 45 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies