H14 les 5 (14.4 en 14.5)

Laatste stukje 14.4 en 14.5 + BINAS
- Op de volgende slides vind je informatie over negatieve terugkoppeling. 
- Houd BINAS 89C bij de hand voor voorbeelden van negatieve terugkoppeling + de info over de hypothalamus en hypofyse.
- In BINAS 89A staan alle hormoonklieren, hormonen en functies. Heel handig!
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Laatste stukje 14.4 en 14.5 + BINAS
- Op de volgende slides vind je informatie over negatieve terugkoppeling. 
- Houd BINAS 89C bij de hand voor voorbeelden van negatieve terugkoppeling + de info over de hypothalamus en hypofyse.
- In BINAS 89A staan alle hormoonklieren, hormonen en functies. Heel handig!

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Motor programma

-Een 'setje' bewegingen die bij elkaar horen en altijd samen uitgevoerd worden.
-Liggen bij elkaar opgeslagen in de kleine hersenen

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

De volgende stoffen zijn antagonisten
A
insuline en glucagon
B
adrenaline en insuline
C
insuline en glycogeen
D
oestrogeen en progesteron

Slide 18 - Quizvraag

Welke invloed heeft insuline op het glucosegehalte van het bloed?
A
door insuline daalt het glucosegehalte in het bloed
B
door insuline stijgt het glucosegehalte in het bloed

Slide 19 - Quizvraag

Welke zin hoort bij diabetes type 1
A
de alvleesklier maakt geen of te weinig insuline aan
B
lichaamscellen zijn ongevoelig voor insuline

Slide 20 - Quizvraag

Welk hormoon wordt door de bijnieren gemaakt?
A
adrenaline
B
glycagon
C
insuline
D
groeihormoon

Slide 21 - Quizvraag

Indien onder bepaalde omstandigheden de osmotische waarde van het bloedplasma bij een mens daalt:
A
Blijft de hypofyse evenveel ADH afscheiden
B
Scheidt de hypofyse meer ADH af
C
Scheidt de hypofyse minder ADH af
D
Wordt er minder urine uitgescheiden

Slide 22 - Quizvraag

Welke biologische term wordt gebruikt voor de remmende werking die onder andere met pijl 2 wordt aangegeven?
A
feedback loop
B
negatieve terugkoppeling
C
inhibitie
D
homeostase

Slide 23 - Quizvraag

Testosteron zorgt voor terugkoppeling. Welke terugkoppeling is dit en waarom?
A
Positieve terugkoppeling Testosteron stimuleert de hypofyse
B
Negatieve terugkoppeling Testosteron remt de productie van LH
C
Negatieve terugkoppeling Testosteron zorgt ervoor dat er minder zaadcellen worden geproduceerd
D
Negatieve terugkoppeling Testosteron remt de productie van FSH en LH

Slide 24 - Quizvraag

Maak 14.4: 1, 3, 6, 7, 9, 10.
14.5: 1, 2, 4, 6, 8, 11 tm 14. Ik hoor graag of dat is geluk!

Slide 25 - Open vraag